Je zou hier schouderophalend kennis van kunnen nemen. Maar het lijkt mij iets om over na te denken. Want wat verlangen wij van de inrichting van een maatschappij? Dat hij ons de mogelijkheden verschaft om de middelen van bestaan te verwerven. Maar in de biologie is het zo dat organismen er zo op geselecteerd zijn dat de handelingen en bezigheden waarmee ze overleven en zich reproduceren ook precies die handelingen en bezigheden zijn die genoegen verschaffen. Dat is het fundamentele biologische mechanisme, althans vanaf de periode in de evolutie dat organismen emoties hadden en zo beoordeelden wat goed voelt en wat niet.
Met dat fundamentele biologische mechanisme hebben wij tot nu toe niet voldoende rekening gehouden bij de inrichting van onze maatschappij. En bovenal bij de inrichting van ons werk en van de arbeidsorganisatie. Want de bezigheid van het betaalde werk blijkt stress op te leveren. En meer stress, hoe hoger de werkdruk en hoe geringer de mogelijkheid om het werk zelf in te richten. En ook het moeten werken in afwezigheid van gezelschap blijkt het werk onaangenamer te maken.
Volgens de zelfbeschikkingstheorie van Edward L. Deci en Richard M. Ryan hebben mensen drie fundamentele levensbehoeften: verbondenheid met anderen, een gevoel van competentie en een gevoel van autonomie. Zie ook dat artikel van Rudi Wielers, Peter van der Meer en mijzelf, waar dat bericht over gaat waar ik in de eerste alinea naar link. Als we inderdaad die drie dingen willen, waarvoor veel empirische evidentie is, dan is het hebben van betaald werk, in plaats van werkloos zijn, inderdaad een goed middel om je een gevoel van competentie te verschaffen. Je kunt voor jezelf zorgen en hoeft je hand niet op te houden.
Maar de bezigheid van betaald werk bestaat er doorgaans uit dat je deel uit maakt van een statushiërarchie, waarbinnen verbondenheid met anderen altijd precair is als hij er al is. En je hebt maar beperkt zeggenschap over de indeling van je werk. Betaald werk komt dus slecht tegemoet aan de behoeften aan verbondenheid en autonomie.
Kortom, daar mee is verklaard dat we allemaal graag een betaalde baan willen, vanwege dat gevoel van competentie, maar dat tegelijkertijd het werk zelf ons niet gelukkig maakt, vanwege de gebrekkige verbondenheid met anderen en de gebrekkige autonomie.
Kortom, daar mee is verklaard dat we allemaal graag een betaalde baan willen, vanwege dat gevoel van competentie, maar dat tegelijkertijd het werk zelf ons niet gelukkig maakt, vanwege de gebrekkige verbondenheid met anderen en de gebrekkige autonomie.
De voor de hand liggende conclusie hoort nu te worden getrokken: er is natuurlijk sinds de tijd van Karl Marx (1818-1883) veel verbeterd, maar nog altijd is de vervreemding niet opgeheven. Ik citeer voor de aardigheid maar even hoe Wikipedia dat begrip uitlegt:
De vervreemding kan op verschillende gebieden plaatsvinden:
- de arbeider heeft geen controle over het productieproces, maar wordt gecontroleerd door de kapitalist. De arbeider kan alleen maar zijn arbeidskracht aanbieden op de markt;
- doordat de arbeider slechts een middel is en geen controle heeft over het arbeidsproces, gaat een groot deel van de meerwaarde naar de kapitalist en heeft hij ook geen inspraak op de productie. Hierdoor is het arbeidsproces een sleur en verliest hij de arbeidsvreugde;
- ook is hij vervreemd van de maatschappij in het geheel. Vroeger draaide alles meer rond sociale relaties, maar nu is louter het financieel aspect belangrijk;
- de creatieve bezigheid in het arbeiden gaat eveneens verloren. De arbeider moet zich schikken naar de wil van de kapitalist.
1 opmerking:
Het is jammer dat anno 2013 het behalen van targets, kpi's, en andere meet instrumenten zoveel belangrijker worden geacht dan de voorwaarden van intrinsieke motivatie voor medewerkers te vergroten. In ieder geval op mijn werkplek (en ik hoor het ook wel over andere) die voor een groot deel overeenkomt met de omschrijving van vervreemding.
Een reactie posten