De sociologie, en algemener de sociale wetenschappen, hebben zich grotendeels ontwikkeld zonder voort te bouwen op inzichten uit de biologie en dus op het gegeven dat menselijk gedrag op basaal niveau sterk overeenkomt met dat van andere organismen, in het bijzonder met dat van zoogdieren. Anders gezegd, zonder zich er systematisch rekenschap van te geven hoe sterk het menselijk gedrag wordt beïnvloed door het autonome zenuwstelsel, dat we delen met andere zoogdieren. Natuurlijk zijn er specifiek menselijke aspecten van ons gedrag (taal, cultuur, wetenschap), maar het lijkt bij voorbaat geen goed idee om je als sociale wetenschap daartoe te beperken.
Die ontwikkeling heeft ertoe geleid dat vele generaties onderzoekers zijn opgeleid en gesocialiseerd in een biologievrije sociale wetenschap. En normaal zijn gaan vinden wat eigenlijk al op het eerste gezicht eigenaardig is. Toch zijn er al wel pleidooien geweest om die normale toestand te doorbreken. Zo hielden Rudi Wielers in 1999 zo'n pleidooi: Sociale wetenschappen in ontwikkeling. Waarom sociologen zich moeten openstellen voor de biologie.
Wat er zich meteen aan je voordoet als je wel oog hebt voor dat basale niveau van het menselijke gedrag is het grote gewicht van het verkeren in een toestand van veiligheid dan wel onveiligheid. Zoals alle organismen is de mens het product van een evolutionair proces, dat eigenschappen heeft geselecteerd die in het verleden bijdroegen tot overleving en reproductie. Cruciaal daarin is het vermogen om voor overleving en reproductie gunstige (veilige) en voor overleving en reproductie ongunstige (onveilige) omgevingstoestanden te onderscheiden en er zo goed mogelijk op te reageren.
Ons autonome zenuwstelsel herbergt precies dat vermogen. En de polyvagaaltheorie van Stephen W. Porges verschaft ons de tot nu toe meest volledige beschrijving ervan. Zie het vorige bericht. Mensen zijn er op gericht om, juist ook onbewust (neuroceptie), de omgeving op veiligheid of onveiligheid te scannen. In geval van veiligheid is er ruimte voor sociale betrokkenheid en dus voor samenwerking en delen. Wat in de Dual Mode-theorie gemeenschapsgedrag wordt genoemd. En in geval van onveiligheid zijn er, afhankelijk van de omstandigheden en de individuele geschiedenis, de vechtreactie, de vluchtreactie en de immobilisatie met angst (het bevriezen of verstijven), Varianten van wat in de Dual Mode-theorie statuscompetitiegedrag wordt genoemd. Daar komt bij dat mensen elkaar veiligheid kunnen verschaffen, door dat gemeenschapsgedrag, maar ook onveiligheid, namelijk door de statuscompetitie aan te gaan.
In het vorige bericht vermeldde ik al dat die polyvagaaltheorie vooral is ontwikkeld in de context van de behandeling van psychische aandoeningen, in het bijzonder van trauma's, maar dat hij een theoretisch fundament biedt voor de bestudering van menselijk gedrag in het algemeen en voor sociale en maatschappelijke processen. Ik volsta nu maar even met te verwijzen naar veel berichten op dit blog, in het bijzonder de berichten achter het label Dual Mode-theorie.
In dat vorige bericht noemde ik ook het werk van de psychiater en trauma-onderzoeker Bessel van der Kolk, die gast was in de laatste aflevering van Zomergasten. En ik vermeldde dat ik niet zo goed bekend was met zijn werk en dat ik vermoedde dat je bij hem de immobilisatiereactie tegenkomt als "verdringing" of "dissociatie".
Welnu, ik heb ondertussen Van der Kolks boek The Body Keeps the Score aangeschaft, in het Nederlands vertaald als Traumasporen. En ik sloeg hoofdstuk 5 op, met de titel Body-Brain Connections.
Dat begint met een paragraaf over Charles Darwins in 1872 verschenen The Expressions of the Emotions in Man and Animals, waaruit weer eens blijkt hoe ver Darwin zijn tijd vooruit was. Ik citeer maar even (p. 88):
Darwin goes on to observe that the fundamental purpose of emotions is to initiate movement that will restore the organism to safety and physical equilibrium. Here is his comment on the origin of what today we would call PTSD:
Behaviors to avoid or escape from danger have clearly evolved to render each organism competitive in terms of survival. But inappropriately prolonged escape or avoidance behavior would put the animal at a disadvantage in that succesful species preservation demands reproduction which, in turn, depends upon feeding, shelter, and mating activites all of which are reciprocals of avoidance and escape.
In other words: If an organism is stuck in survival mode, its energies are focused on fighting off unseen enemies, which leaves no room for nurture, care and love. For us humans, it means that as long as the mind is defending itself against invisible assaults, our closest bonds are threatened, along with our ability to imagine, plan, play, learn, and pay attention to other people's needs.
En twee bladzijden verder kom je uitgerekend Stephen Porges' Polyvagaaltheorie tegen als een aanpak die op Darwin verder bouwt. En die voor het werk van Van der Kolk zelf van cruciaal belang is geweest (p. 90-91):
The Polyvagal Theory provided us with a more sophisticated understanding of the biology of safety and danger, one based on the subtle interplay between the visceral experiences of our own bodies and the voices and faces of the people around us. It explained why a kind face or a soothing tone of voice ca dramatically alter the way we feel. It clarified why knowing that we are seen an dheard by the important people in our lives can make us feel calm and safe, and why being ignored or dismissed can precipiate rage reactions or mental collapse. It helped us understand why focused attunement with another person can shift us out of disorganized and fearful states.
Dat wist ik dus niet. Dat die polyvgaaltheorie ook voor het werk van Bessel van der Kolk zo belangrijk is geweest.
Blijft staan dat het belang ervan voor sociaalwetenschappelijk onderzoek nog grotendeels onontgonnen terrein is. Zoals voor onderzoek naar hoe mensen reageren op rampen een grootschalige bedreigingen. Zie weer het vorige bericht. Wordt dus vervolgd.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten