Dat structureel-functionalisme in de sociologie was dus onderdeel van een veel breder heersende manier van denken, in de woorden van Steven Pinker een ideologie, die nog lang bleef bestaan en eigenlijk ook nu nog grote invloed heeft. Er bestaat geen noemenswaardige menselijke sociale natuur. Mensen zijn zo flexibel dat ze in staat zijn zich aan te passen aan wat de maatschappij van hen vraagt. Er is dus ook in die menselijke sociale natuur, in wat mensen kunnen en willen, geen maatstaf aan te wijzen waarmee een maatschappelijke toestand en veranderingen daarin kunnen worden beoordeeld. Voor het vak sociologie moest dat wel betekenen dat het zich beperkte tot het doen van onderzoek, tot het aandragen van onderzoekresultaten, en het aan de politiek overlaten van wat daar mee te doen. Of en hoe de bestaande maatschappelijke toestand verbeterd zou kunnen worden, daar moest het vak zich niet mee bezig houden. Er was binnen de opleidingen sociologie vaak wel een specialisatie beleidssociologie, maar daar werd de sociologie van beleidsprocessen onder verstaan, niet een sociologie als aandragen van beleidsvoorstellen. Hier het vorige bericht.
Toch bestonden er, ook al in de tijd dat ik studeerde, ondanks die heersende ideologie, ook andere ideeën over hoe het vak sociologie eruit zou moeten zien. Want ik kwam daar al mee in aanraking nog voor ik ging studeren toen ik dat boekje Om mens en menselijkheid in maatschappij en politiek van Willem Banning las, dat in 1960 was verschenen. Daar komen we wel degelijk inzichten tegen in de aard van de menselijke sociale natuur, inzichten waar de sociologiebeoefening van uit zou behoren te gaan . En natuurlijk bestonden die er, ondanks dat voor hen vanwege die curieuze wetenschapsopvatting geen plaats was in het vak sociologie.
En hoewel Banning in het vak sociologie een marginale figuur was, ik kwam zijn naam in mijn opleiding niet tegen, stond hij niet alleen. Hij stond in de traditie van critici van het kapitalisme en van het vak economie, van Karl Polanyi, R.H. Tawney en E.P. Thompson, die Tim Rogan bespreekt in zijn boek The Moral Economists. Dat was een kritiek die eruit bestond dat de bestaande maatschappelijke toestand, die van het kapitalisme, slecht tegemoetkomt aan de menselijke sociale natuur. Een kritiek waar het vak sociologie door zelfgekozen handicaps niet toe in staat was.
En Banning baseerde zich, zoals gezegd, op het werk van Erich Fromm (1900 - 1980), de psychiater die toen veelgelezen en tot op de dag van vandaag herdrukte boeken schreef. Die betoogde dat de inrichting van de maatschappij zo goed mogelijk tegemoet behoorde te komen aan de fundamentele levensbehoeften van de mens, te weten:
De behoefte om eenzaamheid te overwinnen
De behoefte om boven zichzelf uit te stijgen o.a. in scheppende arbeid
De behoefte aan liefderijke zorg
De behoefte aan identificatie met een “wij”
De behoefte om de wereld en zichzelf verstandelijk te begrijpen en aldus zijn leven inhoud te geven.
Daar komt dus wel degelijk een menselijke sociale natuur tevoorschijn waaraan de maatschappelijke toestand kan worden beoordeeld. En wordt beoordeeld.
In 1955 publiceerde Fromm zijn boek The Sane Society, in 1958 vertaald als De Gezonde Samenleving, met in ieder geval in 2013 een herdruk en met nu de aankondiging van de uitgever van een te verschijnen nieuwe editie. Daarin maakt Fromm meteen in het begin duidelijk dat zijn denken afwijkt van het dan heersende sociologisch relativisme (p. 12 van de editie uit 1958):
To speak of a whole society as lacking in mental health implies a controversial assumption contrary to the position of sociological relativism held by most social scientists today. They postulate that each society is normal inasmuch as it functions, and that pathology can be defined only in terms of the individual's lack of adjustment to the ways of life in his society. To speak of a "sane society" implies a premise different from sociological relativism. It makes sense only if we assume that there can be a society which is not sane, and this assumption, in turn, implies that there are universal criteria for mental health which are valid for the human race as such, and according to which the state of health of each society can be judged. This position of normative humanism is based on a few fundamental premises.
Daar vind je kort en bondig het verschil uitgelegd met dat sociologische structureel-functionalisme. En omdat het zo helder is ook nog dit citaat even verderop (p.14):
The point of view taken here is neither a "biological" nor a "sociological" one if that would mean separating these two aspects from each other. It is rather one transcending such dichotomy by the assumption that the main passions and drives in man result from the total existence of man, that they are definite and ascertainable, some of them conducive to health and happiness, others to sickness and unhappiness. Any given social order does not create these fundamental strivings but it determines which of the limited number of potential passions are to become manifest or dominant. Man as he appears in any given culture is always a manifestation of human nature, a manifestation, however, which in its specific outcome is determined by the social arrangements under which he lives. Just as the infant is born with all human potentialities which are to develop under favorable social and cultural conditions, so the human race, in the process of history, develops into what it potentially is.
The approach of normative humanism is based on the assumption that, as in any other problem, there are right and wrong, satisfactory and unsatisfactory solutions to the problem of human existence.
Normatief humanisme. Om mens en menselijkheid. Er bestond dus in de tijd dat ik studeerde wel degelijk al een alternatief voor dat sociologisch denken waarin de menselijke sociale natuur flexibel is en waarin mensen zich aanpassen of dienen aan te passen aan wat de maatschappij van hen vraagt.
En hoewel dat alternatief niet onbekend was, de boeken van Erich Fromm waren bij het grote publiek populair, drong het niet door tot het vak sociologie. Net zo min als ik de naam Willem Banning tegenkwam gedurende mijn opleiding, was ook de naam Erich Fromm een grote afwezige. De sociologie had zichzelf opgesloten achter de tralies van die curieuze wetenschapsopvatting en die fictie van het eigen domein.
Daarop terugkijkend voelt het wat wrang dat ik me dat destijds, als student, maar nauwelijks realiseerde. Ik had wel het vage gevoel dat er iets mankeerde. Maar wat precies, dat werd me pas veel later duidelijk.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten