In de documentaire Werktuig van de nazi's komt journalist Hans Knoop aan het woord. Hij schreef een boek over het optreden van de Joodse Raad gedurende de Duitse bezetting van 1940-1945.
Hij zegt daar een paar keer dat de Joodse Raad moest handelen "in een vacuüm". Daar bedoelt hij mee dat het Nederlandse bestuur en de Nederlandse ambtenaren de Jodenvervolging hebben laten gebeuren en er zelfs aan hebben meegewerkt. Tegen dat licht moet het optreden van de Joodse Raad worden beoordeeld.
Er valt wat voor te zeggen dat Asscher en Cohen, de twee voormannen van de Raad, er weliswaar nog het beste van probeerden te maken, maar dat ze toch ook medeplichtig waren aan de deportatie van de Joden. Doordat ze in feite uitvoering gaven aan de anti-Joodse maatregelen die de Duitsers oplegden.
Toch is hen dat na de oorlog niet nagedragen, dat wil zeggen niet in de zin dat ze voor een rechter werden gedaagd om verantwoording af te leggen. Hoe kon dat? Hans Knoop daarover (vanaf 38:42 in de documentaire):
Als Asscher en Cohen daadwerkelijk een strafproces zouden hebben gekregen waarin hen medeplichtigheid aan de moord op 106.000 Nederlandse Joden ten laste zou worden gelegd, dan zouden ze hun mond hebben opengetrokken. Dan zouden ze de rechters hebben verteld in welk vacuüm ze hebben moeten opereren. Hoe de rechterlijke macht heeft gecollaboreerd. Welke rechter kan een oordeel uitspreken over Asscher en Cohen? De Nederlandse rechters bleven in functie toen hun allerhoogste baas, de president van de Hoge Raad, heeft moeten aftreden. Er is er niet één geweest die solidair met mr. Visser was, de aftredende president van de Hoge Raad. Asscher en Cohen zouden een ontluisterend beeld van Nederland tijdens de Tweede Wereldoorlog hebben geschetst. Daar zat Nederland op dat moment niet op te wachten.
Een ontluisterend beeld van Nederland.
Net zo is het optreden van de Hoge Raad, Nederlands hoogste rechtscollege, gedurende de bezetting lang geen onderwerp geweest van kritische beoordeling. Uiteindelijk verscheen in 2011 De Hoge Raad en de Tweede Wereldoorlog van Corjo Jansen. Mr. Visser was Joods en moest als president aftreden als onderdeel van de anti-Joodse maatregelen. De overige leden van de Hoge Raad legden zich daarbij zonder protest neer en bleven aan.
Het heeft lang geduurd voordat Nederland uiteindelijk wel onder ogen ging zien hoe ontluisterend dat beeld was. Rob Bakker in de Inleiding van zijn in 2020 verschenen Boekhouders van de Holocaust. Nederlandse ambtenaren en de collaboratie (p. 12-13):
In dit boek wordt duidelijk gemaakt dat in Nederland de collaboratie in de Jodenvervolging geen zaak was van individuele ambtenaren, maar dat het gehele Nederlandse overheidssysteem onder leiding van de secretarissen-generaal, de Joodse populatie stap voor stap opofferde aan het voortbestaan van zijn eigen bestuur. Dat werd gezien als een landsbelang, dat in een reeks van fatale ambtelijke beslissingen uitsteeg boven het belang van een minderheidsgroepering als de Joden.
Het systeem van de bureaucratie overleefde omdat het behoud van het bestuur de eerste prioriteit was van alle onderdelen en lagen van het systeem. De collectieve verantwoordelijkheid dekte iedere individuele verantwoordelijkheid af, maakte iedere ambtelijke beslissing in de anti-Joodse maatregelen juridisch deugdelijk in de naoorlogse beoordeling. Na de oorlog is er ook geen enkele ambtenaar in functie veroordeeld vanwege medewerking aan de Jodenvervolging.De Nederlandse overheid bood als laatste West-Europese land in 2020 haar excuses aan voor haar rol in de Jodenvervolging.
Toen de naoorlogse discussies over die individuele en collectieve verantwoordelijkheid uiteindelijk op gang kwamen, heeft daarin een rol gespeeld in hoeverre mensen (de leden van de Joodse Raad, de Nederlandse rechters en ambtenaren, de Nederlandse bevolking) er wel van op de hoogte waren dat de afgevoerde Joden industrieel werden vermoord. Daarover schreef Bart van der Boom 'Wij weten niets van hun lot'. Gewone Nederlanders en de Holocaust (2012). Dezelfde discussie speelde speelde natuurlijk ook in Duitsland (Peter Longerich, "Davon haben wir nichts gewusst!" Die Deutschen und die Judenverfolgung 1933 - 1945). Zie voor meer daarover ook "Davon haben wir nichts gewusst"- Over geweld en propaganda.
Maar de vraag of men van dat lot wel of niet op de hoogte was, gaat er geheel aan voorbij dat die verantwoordelijkheid natuurlijk al veel eerder begon dan het moment dat de Joden werden opgepakt en afgevoerd. Die was al begonnen met de ambtelijke registratie van de Joden. En met de eis van ondertekening van de ariërverklaring.
Dat waren al maatregelen die met zelfs een minimum van moreel besef nooit hadden moeten worden geaccepteerd. Laat staan dat er aan de uitvoering ervan werd meegewerkt. Maatregelen die overduidelijk al in strijd waren met de morele gemeenschapsintuïties van iedereen-telt-mee. Die onmogelijk als "onschuldig" konden worden beschouwd.
Dat dat laatste toch gebeurde, blijft een uiterst ongemakkelijke en verontrustende constatering. Verontrustend, omdat zoiets dus weer kan gebeuren.
In dat licht is het zo belangrijk om onder ogen te zien dat het kwaad van de Holocaust, en het kwaad in zijn algemeenheid, altijd al, nog voorafgaand aan de eerste maatregelen, begint met de verbale agressie. Zie weer het vorige bericht. Het allereerste waarschuwingssignaal is de verbale agressie.
Dat zou een wijdverbreid inzicht moeten zijn. Hier het vervolg.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten