Waardoor was er na de Duitse inval in mei 1940 en gedurende de vijf jaren van bezetting, onderdrukking en Jodenvervolging zo weinig verzet onder de Nederlandse bevolking? Naar schatting nam niet meer dan vijf procent van de bevolking actief deel aan het verzet. Hier het vorige bericht in deze reeks.
Zoals gezegd, een belangrijke rol moet hebben gespeeld dat na de inval het koningshuis en de ministers naar Engeland vluchtten en dat de boodschap van wat er van het Nederlandse bestuur resteerde er vooral uit bestond dat met de bezetter zoveel mogelijk zou worden samengewerkt. In plaats van op te roepen tot verzet was er integendeel de oproep om zich bij de nieuwe situatie neer te leggen. Er was toch niets aan te doen, de Duitse overmacht was immers overweldigend, en het was zaak om erger te voorkomen.
Sociaalwetenschappelijk gezien werd daarmee de terugtrekkingsreactie (de "immobilisatie") op de ontstane toestand van ervaren sociale onveiligheid gelegitimeerd. En werd de vechtreactie ontmoedigd.
Dat moet er ook mede een oorzaak van zijn geweest dat de Nederlandse bevolking zo lankmoedig reageerde op de Jodenvervolging die al aan het eind van 1940 op gang kwam. Waardoor in ons land een groter deel van de Joodse bevolking kon worden afgevoerd en vermoord dan in enig ander door de Duitsers bezet land. Over die rol van bestuur en ambtenaren in volgende berichten meer.
Daarnaast moet ook een rol hebben gespeeld dat die Jodenvervolging zich in kleine stapjes voltrok. Van verplichte registratie naar ariërverklaring naar ontslag uit overheidsdienst naar het persoonsbewijs naar de borden "Voor Joden verboden" naar verwijdering van Joodse kinderen van openbare en bijzondere scholen naar de invoering van de Jodenster naar het reisverbod naar de gettovorming naar de razzia's en naar de transporten naar Westerbork en naar de concentratiekampen. (Enkele tussenstapjes ontbreken nog.)
Door die Duitse strategie van cumulerende kleine stapjes kon een proces van gewenning aan het kwaad in werking worden gezet. Bij de Nederlandse bevolking, bij de Nederlandse uitvoerders van de Duitse maatregelen (de boekhouders van de Holocaust, de politieleiding en -agenten en de NS-directie en -werknemers die de transporten verzorgden) en waarschijnlijk ook voor een deel bij de Duitse uitvoerders zelf. Want niet iedere Duitser was een kwaadaardige antisemiet.
Over dat proces van gewenning aan het kwaad schreven Tali Sharot en Cass Sunstein vorige week in de New York Times het essay Why People Fail to Notice Horrors Around Them. Als het kwaad in kleine porties tot je komt, dan kan het zijn dat je gaandeweg wandaden laat passeren waar je met grote morele verontwaardiging op had gereageerd als die aan het begin hadden gestaan.
Dat kan ook het geval zijn als dat kwaad in jezelf huist. Sharot en Sunstein halen de onderzoeken van Stanley Milgram uit het begin van de jaren zestig terug in de herinnering. Daaruit bleek dat gewone mensen ertoe gebracht kunnen worden om aan iemand elektrische shocks toe te dienen als een onderzoeker, met het gezag van de wetenschap, hen daarom vraagt. Het ging Milgram erom te onderzoeken hoe gehoorzaam mensen kunnen zijn.
Maar zijn resultaten laten ook zien hoe mensen door gewenning tot kwaadaardig gedrag gebracht kunnen worden. Want als je er eenmaal in toestemde om die schokken toe te brengen, dan begon het met heel lichte schokken, die langzaam werden opgevoerd. De proefpersonen kregen dus te tijd om er aan te wennen dat ze iemand pijn toebrachten, waardoor sommigen zo ver doorgingen dat de schokken levensbedreigend werden. ((In werkelijkheid was er niet een ontvanger van die schokken, maar dat wisten de proefpersonen niet.) De veronderstelling is dat de proefpersonen die doorgingen tot die levensbedreigende schokken, er nooit in hadden toegestemd als hen aan het begin was gevraagd om zo'n zware schok toe te brengen.
Als dat zo is, dan moet er een gewenning aan de eigen kwaadaardigheid hebben plaatsgevonden. Kwaadaardigheid in de zin van moreel afkeurenswaardig, want de kern van onze moraal bestaat er immers uit dat je anderen geen leed toebrengt.
Dat gewenningsproces werd onderzocht in de studie The brain adapts to dishonesty, met Tali Sharot als een van de onderzoekers. In dat onderzoek ging het om zelfzuchtig oneerlijk gedrag waar iemand anders nadeel van ondervindt. De onderzoekers konden met hersenonderzoek laten zien dat de amygdala (de amandelkern), die reageert op onveiligheid, afnemend geactiveerd werd bij herhaling van het oneerlijke gedrag. Oneerlijk gedrag creëert onveiligheid omdat anderen er weet van kunnen krijgen en er dan afkeurend op zullen reageren.
Als je dus eenmaal begint je immoreel te gedragen en je komt er mee weg, dan neemt de stress die daarvan het gevolg is, gaandeweg af. Doordat gaandeweg blijkt dat het veilig is om te doen.
Mensen zijn morele wezens, maar dat houdt niet in dat we allemaal bestand zijn tegen de gevaren van de gewenning aan het eigen immorele gedrag. Dat proces moet haast wel ook een rol gespeeld hebben in de passieve houding van verreweg de meeste Nederlanders tegenover de Jodenvervolging gedurende de Duitse bezetting van 1940-1945. Als je een keer de eerste "kleine" stapjes (de registratie, de ariër-verklaring, de ontslagen) zonder protest hebt laten gebeuren, dan neemt de kans dat je daarna nog in verzet komt, sterk af.
Je amygdala reageert niet meer. Je kunt het kwaad voor jou veilig laten gebeuren.
Dat onderbouwt ook het pijnlijke vermoeden dat het aan het relatieve gevoel van veiligheid van de Nederlandse bevolking bijdroeg dat de Duitse agressie zich concentreerde op de Joodse landgenoten. Hier het vervolg.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten