dinsdag 20 augustus 2024

Een ontstane statushiërarchie hoeft weinig te maken te hebben met de werkelijke, onderliggende verdeling van vaardigheden en competenties

Het statuscompetitiepatroon, als een complex van toestanden van voorbereid zijn, moet al heel vroeg in de evolutie zijn ontstaan. Want soortgenoten zijn elkaars concurrenten in de strijd om het bestaan (voedsel, veiligheid) en kansen op reproductie. Er moet dus ook al heel vroeg een selectie zijn geweest op de meest passende toestanden van voorbereid zijn en de bijbehorende vaardigheden. 

Het is ook precies die selectie waardoor we spreken van statuscompetitie in plaats van competitie. Want de conflicten waar die competitie toe leidt, kunnen de vorm aannemen van gewelddadige strijd en het daarin verwikkeld raken is riskant en levensbedreigend. Het maakt dan uit hoe vaardig je bent in het vooraf inschatten van de onderlinge krachtsverhoudingen en dus van de kans op een overwinning. Je kunt dan immers kansloze gevechten uit de weg gaan en kansrijke gevechten juist aangaan. Als binnen een soort iedereen op die vaardigheden is geselecteerd, dan zul je weinig gewelddadige strijd zien. 

Maar dat creëert als volgende stap een toestand waarin het uitmaakt of je in staat bent om die inschatting van de krachtsverhoudingen door concurrenten in voor jouw gunstige zin te beïnvloeden. En dus de vaardigheid om "statussignalen" af te geven, om de indruk te wekken dat jij sterker, slimmer, machtiger bent dan je in feite bent. De vaardigheid dus om je tegenstander te intimideren. Door "statusvertoon". En dan is de daadwerkelijke competitie een statuscompetitie geworden. Wie kan het beste kracht voorwenden? Wie is het meest overtuigend in het intimideren, in het zelfverzekerd overkomen? En wie is het beste in het doorzien van die intimidatie?

Met weer als daaropvolgende stap: wat zijn de gevolgen voor het eigen gedrag van het winnaar of verliezer zijn? Want als je winnaar bent geweest, dan zou dat kunnen uitmaken hoe je eigen vaardigheden in het intimideren inschat. Misschien ga je in een volgende ontmoeting zelfverzekerder de (status)strijd aan. En andersom, hoe werkt een nederlaag door? Neem je in een volgende ontmoeting al bij voorbaat je verlies? Ben je gedemoraliseerd? En zijn dat de gedragingen die samen gaandeweg een statushiërarchie tot stand brengen?

Met die laatste stap zijn we beland in het biologische en sociaalwetenschappelijke onderzoeksveld van de winnaars- en verliezerseffecten. Een fraai overzicht daarvan geeft de pas verschenen studie Winner and Loser Effects and Social Rank In Humans van Noah M.T. Smith en Reuven Dukas. Waarin het er ook over gaat hoe je die effecten in onderzoek precies vaststelt. Want als je waarneemt dat iemand na een overwinning in een volgende ontmoeting wederom wint, dan zou het ook kunnen zijn dat die persoon gewoon meer beschikt over de vaardigheden om te winnen. In plaats van dat hij door die eerste overwinning zelfverzekerder is geworden. Hoe stel je dat laatste vast?

Dat gebeurt bijvoorbeeld in de studie Winner and loser effects in humans: evidence from randomized trials van dezelfde onderzoekers. Die lieten in twee deelstudies proefpersonen twee keer aan een video game en aan een leesvaardigheidstest deelnemen. Na de eerste keer kregen die at random te horen dat hun score in vergelijk met die van andere deelnemers oftewel opvallend hoog was oftewel opvallend laag. Daarna scoorden de "winnaars" van de eerste keer de tweede keer significant hoger dan de "verliezers" van de eerste keer. Daarmee waren dus het winnaarseffect en het verliezerseffect aangetoond. 

Het een keer gewonnen hebben, maakt de kans groter dat je daarna weer wint. Het vergroot je zelfvertrouwen. En het een keer verloren hebben, vergroot de kans dat je daarna weer verliest. Je wordt er door ontmoedigd.

Dat betekent dat er een statushiërarchie tot stand kan komen, die weinig te maken hoeft te hebben met de werkelijke, onderliggende verdeling van vaardigheden en competentie.

Geen opmerkingen: