Die drie-eenheid van zelfbewondering, vijandigheid en onveranderlijkheid van gedrag houdt ook in dat de foute leider altijd op zoek is naar bevestiging, zich dus afschermt van kritiek en tegenspraak en als dat een keer niet lukt, er agressief of met zelfbeklag op reageert. Hier het vorige bericht. Veel van het gedrag van foute leiders valt daarmee te verklaren.
Neem het gedrag dat we bij foute leiders al vroeg in hun politieke loopbaan zien, namelijk dat ze er voor terugdeinzen om in een politiek verband te functioneren waarin ze met anderen als hun gelijken moeten omgaan. Ook als het bereiken van hun einddoel, de alleenheerschappij in de nationale staat, nog ver weg is, eisen ze al wel die alleenheerschappij op in de partij waarin hun aanhang georganiseerd is. Met anderen als gelijken overleggen en tot overeenstemming zien te komen, is van meet af aan onverdraaglijk. Want alles staat in het teken van het zoeken naar de bevestiging van die zelfbewondering.
We zien het ontstaan van dat gedrag goed gedocumenteerd bij Adolf Hitler, het schoolvoorbeeld van de foute leider. Nadat Hitler in 1920 zijn baantje bij het Duitse leger kwijtraakte, werd hij de belangrijkste propagandist van de net op gerichte NSDAP. Hij had bij zichzelf een redenaarstalent ontdekt, waarmee hij toehoorders kon vervoeren. In redevoeringen was hij in staat om zich ongeremd uit te leven in zijn wereldbeeld van vijandschap en ondervond hij het effect daarvan op de massa: de volledige overgave. De zelfbevestiging die hij zo nodig had, viel hem in de schoot. Zijn narcistische dromen leken volledig vervuld te kunnen worden.
In Peter Longerich's Hitler-biografie lees je hoe tijdgenoten van die redevoeringen verslag deden (p. 98-100):
De historicus Karl Alexander von Müller, die in 1919 mogelijk als eerste Hitlers retorische gaven had herkend, beschreef bijvoorbeeld een bijeenkomst (...) als volgt: 'Noch tijdens de oorlog, noch tijdens de revolutie was mij al bij het binnentreden zulk een gloedvolle damp van hypnotiserende, massale opwinding tegemoet gewaaid.' Men wachtte gespannen, en dan kwam de redenaar eindelijk op: 'Alles springt met Heil-geroep op. En dwars door de schreeuwende massa en de schreeuwende vaandels loopt de langverwachte met zijn gevolg in rasse schreden en met de rechterarm strak geheven naar het podium. Hij kwam vlak langs mij voorbij, en ik zag: dat was een ander mens dan degene die ik her en der in privéwoningen had ontmoet: de ingevallen bleke gelaatstrekken, als door een bezeten iezegrim samengebald, koude vlammen uit de uitpuilende ogen schietend, die links en rechst naar vijanden leken te spieden, om ze neer te sabelen. Was het de massa die hem deze raadselachtige kracht verleende? Stroomde deze van hem uit, naar hen?' (...)
'De man schreeuwde,' herinnerde Hitlers voormalige Feldwebel Max Amann zich na de Tweede Wereldoorlog de vroege toespraken van Hitler. 'Hij ging vreselijk tekeer, zoiets heb ik nog nooit gezien. Maar iedereen zei: "Die man meent het oprecht." Het zweet liep hem over het gezicht, hij was doordrenkt, het was ongelooflijk en dat had hem zijn aanzien bezorgd ...' Juist door deze excentrieke stijl, het bijna meelijwekkende, het ongeleide, de niet voorgekauwde en tegelijk hypnotiserende overdrijving, betekende voor zijn publiek klaarblijkelijk dat het met een uniek en authentiek man van doen had.
Voor Hitler zelf waren deze ervaringen van succes verlossend en bedwelmend. Hij had, bij gebrek aan enig persoonlijk sociaal leven, de Duitse militaire nederlaag van 2018, de Novemberrevolutie en de verregaande economische ineenstorting als een persoonlijke ramp ervaren.
Anders dan de meeste van zijn tijdgenoten, die deze gebeurtenissen aan het relatief abstracte domein van 'de politiek' konden toeschrijven en hun eigen, persoonlijke leven ondanks de crisis in stand wisten te houden en zich zelfs in meer of mindere mate voor die crisis konden afschermen, ontbrak het Hitler aan enig persoonlijk vangnet. Terwijl veel van zijn toehoorders er ook onder de miserabele naoorlogse omstandigheden in slaagden verliefd te worden, te trouwen, kinderen te krijgen en het gezinsleven met al zijn ups en downs te ervaren, feesten te vieren en overleden dierbaren te betreuren, ervoer Hitler de nederlaag en de uitdaging van de revolutie in elke vezel van zijn lichaam als een diepe innerlijke verwonding en beschaming.
En er moesten wel vijanden zijn die voor die verwonding en beschaming verantwoordelijk waren:
Nee, voor hem was dit alles slechts draaglijk als hij de gebeurtenissen als één grote manipulatie kon zien. En hij meende de aanstichters ervan nu duidelijk te kunnen benoemen: de Joden en het socialisme waarvan ze gebruik maakten. Tot deze weigering om de realiteit onder ogen te zien, behoorde ook het feit dat Hitler een grandioos perspectief ontwikkelde waarmee de ellendige werkelijkheid toegedekt kon worden: de utopie van een nationale, glorieuze en schitterende wederopstanding Zo ontworstelde hij zich aan de lethargie en depressiviteit die hem in Pasewalk hadden overvallen.
Pasewalk was het militaire hospitaal waar hij vanaf 21 oktober 2018 aan verwondingen werd verzorgd en waar hij het bericht kreeg van de Duitse capitulatie.
Een en ander verheldert hoe ingrijpend het voor Hitler moet zijn geweest dat hij met zijn redevoeringen de massa in vervoering kon brengen. De oplossing van de verwonding en beschaming moest er wel uit bestaan dat juist hij de aangewezen persoon was om die utopie van de wederopstanding tot stand te brengen. De bevestiging van zijn zelfbewondering moet als een verlossing hebben gevoeld. Vanaf toen zag hij zichzelf als het centrum van de Duitse, ja, van de wereldgeschiedenis.
En in dat zelfbeeld kon natuurlijk geen plaats zijn voor tegenspraak of kritiek of van het ongemak om met anderen als gelijken te moeten omgaan. Het streven naar de alleenheerschappij nam een aanvang. En de alleenheerschappij in de NSDAP was de eerste stap. Hier het vervolg.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten