Die foute leiders (hier het vorige bericht), daar zijn we voorlopig niet vanaf. Daarom en om de gedachten even te verzetten, aandacht voor een geheel ander onderwerp: idealisme.
Het woord idealisme kom je in twee verschillende betekenissen tegen, als een filosofisch begrip en als een levenshouding. In die eerste betekenis slaat het op de opvatting dat alleen de geest bestaat, die zich een materiële wereld verbeeldt, of op de opvatting dat die wereld niet onafhankelijk van ons denken bestaat.
Dat roept natuurlijk allerlei vragen op, maar die laat ik liggen, want het gaat mij nu om de tweede betekenis. De Wikipedia-pagina zegt daarover:
Een idealist - anders dan in de zin van de filosofische stroming van het idealisme - is iemand die zich met zijn hele persoon richt op een ideaal. In negatieve zin wordt zo iemand aangeduid als een niet-realistisch mens of een dromer; in positieve zin als een bevlogene. Idealisme kan gericht zijn op zaken als
- Vrede, geweldloosheid en gerechtigheid (een betere wereld, paradijstoestand)
- Bestrijding van honger en armoede
- Zorg voor het milieu (water, lucht en aarde)
- Vegetarisme
Idealisme dus als de opvatting dat een betere wereld mogelijk is en dat mensen er aan kunnen bijdragen om die dichterbij te brengen. Merk op dat de term in die betekenis ook een negatieve connotatie kan hebben, die van niet-realistisch of een dromer zijn. Niet met beide benen op de grond staan.
Wat idealistisch zijn zoal betekent en welke vormen het kan aannemen, daar krijg je een goed idee van als je de serie Het Ideaal volgt, waarin Fokke Obbema mensen interviewt die hun leven aan een ideaal wijden.
Natuurlijk is idealisme een interessant en fundamenteel sociaalwetenschappelijk fenomeen. Want dat idealisme bestaat, zegt iets over de maatschappij waarin het bestaat. Kennelijk komen daarin bij mensen gedachten op dat die maatschappij verbeterd zou kunnen worden. En dat je daaraan kunt bijdragen.
Hoe valt dat te verklaren?
Als sociale wetenschapper kun je daarop een antwoord geven. Want het sociaalwetenschappelijk onderzoek wijst uit (zie Een sociologie die ertoe doet: een realistisch normatief kader voor sociale hervormingen)::
- dat mensen in hun gedrag ten opzichte van elkaar tot twee aan elkaar tegenovergestelde gedragspatronen in staat zijn: gemeenschapsgedrag en statuscompetitiegedrag
- dat mensen zich beter voelen en gezonder zijn in een toestand waarin gemeenschapsgedrag overheerst dan in een toestand waarin statuscompetitiegedrag overheerst
- dat onze huidige maatschappij er een is waarin veel statuscompetitiegedrag voorkomt
- dat ligt eraan dat onze maatschappij zo is ingericht dat veel mensen zich sociaal onveilig voelen en dat sociale onveiligheid statuscompetitiegedrag uitlokt.
Een en ander betekent dat de idealist er bewust voor kiest om door middel van het eigen gemeenschapsgedrag anderen er toe aan te zetten om dat ook te doen en om zo bij te dragen aan een betere maatschappij. Hij of zij geeft het goede voorbeeld.
En het betekent ook dat eigenlijk ook elke sociale wetenschapper idealist zou behoren te zijn. Want idealisme als levenshouding zou als vanzelfsprekend moeten voortvloeien uit dat sociaalwetenschappelijke normatieve kader. Sociaalwetenschappelijk gezien valt een maatschappij aan te wijzen die "beter" is, beter in de zin dat hij beter voldoet aan wat mensen willen (hun behoeften) en aan wat ze kunnen (in staat zijn tot gemeenschapsgedrag).
Ik moest eraan denken dat iemand lang geleden eens reageerde op iets wat ik had geschreven met "Je bent wel heel idealistisch". Ik had het daar toen nog moeilijk mee. Denk aan die negatieve connotatie hierboven. Ik dacht, ik ben wetenschapper en dan moet ik "waardevrij" zijn en realistisch en moet ik met beide benen op de grond staan..
Maar intussen heb ik dus doorgekregen dat er een sociaalwetenschappelijke onderbouwing bestaat voor idealistisch gedrag. En dat sociale wetenschappers zelf idealisten behoren te zijn en idealistisch gedrag horen te promoten.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten