woensdag 28 juni 2023

Een sociaalwetenschappelijk zicht op hoe Nederlanders reageerden op de Duitse Bezetting - 13

Als je land met grote overmacht door een vreemde mogendheid wordt bezet, dan mag je dat wel een toestand van grote ervaren sociale onveiligheid noemen. Gezien vanuit het statuscompetitiepatroon is er opeens een overheerser die zijn wil aan jou kan en wil opleggen. Hoe te reageren? Hier het vorige bericht.

Zo'n toestand van sociale onveiligheid lokt gemakkelijk de immobilisatiereactie uit, het angstig in elkaar duiken en het zich terugtrekken, om zo de overheerser te laten weten dat je je geheel hebt overgegeven en dat verder geweld niet nodig is. En om bij jezelf de neiging om je te weer te stellen en in verzet te komen te onderdrukken. Die neiging is er natuurlijk, maar het lijkt te gevaarlijk om er aan toe te geven. Het is een reactie die de schade beperkt, zonder dat zulks een bewust motief hoeft te zijn.

Alles wijst erop dat die terugtrekkingsreactie onder de bevolking algemeen was. En alles wijst erop dat hij versterkt en zelfs gelegitimeerd werd door de reacties van het koningshuis en de regering, die het land ontvluchtten, en van de hoogste ambtenaren en het ambtenarenapparaat, die zich bij de bezetting en het buiten werking stellen van de parlementaire democratie neerlegden, in functie bleven en zelfs met de bezetter samenwerkten. Die onderdanigheid op het hoogste niveau moet op de rest van de bevolking grote invloed hebben gehad. Rob Bakker (Boekhouders van de Holocaust) citeert op p. 66 socioloog Cor Lammers (Vreemde overheersing. Bezetten en bezetting in sociologisch perspectief):

Zolang onze topambtenaren en topindustriëlen hun daarin voorgingen, waren in de periode 1940-1945 hun ondergeschikten en veel andere brave Nederlanders maar al te gauw geneigd op gezag van deze nationale elites aan te nemen dat het moreel verantwoord was je te houden aan Duitse verordeningen en aanwijzingen.

"Moreel verantwoord". Eigenlijk zou je je behoren te verzetten, maar nog los van de praktische haalbaarheid daarvan, kwam er van hogerhand de boodschap dat het afzien van verzet moreel viel te billijken.

Zo was de stand van zaken aan het begin van de Bezetting en die verklaart zeker voor een groot deel dat het verzet, dat op den duur wel tot stand kwam, hoe moedig ook, beperkt bleef tot de naar schatting vijf procent van de bevolking. 

Maar daar kwam naar alle waarschijnlijkheid, en dat is pijnlijk om onder ogen te zien, de Jodenvervolging bij. Want die begon al eind 1940 en kon de indruk wekken dat de Duitse agressie zich op de Joodse bevolking zou concentreren en dat je als niet-Joodse Nederlander buiten schot zou kunnen blijven. Hoewel er zeker Nederlanders waren die de Joodse landgenoten te hulp schoten, dringt de vervelende gedachte zich op dat de Jodenvervolging bij de anderen juist hun onveiligheidsgevoelens verminderden. En daarmee ook de bereidheid om in verzet te komen. Hoe meer de agressie van de overheerser zich op een bepaald bevolkingsdeel concentreert, hoe meer de rest van de bevolking hoop heeft op een voor hen gunstige afloop.

Nogmaals, pijnlijk om onder ogen te zien. Maar het is wel een voor de hand liggende gedachte. Waarvan ik me trouwens niet kan herinneren hem eerder te zijn tegengekomen. Misschien dat daardoor de verwerking van deze "zwarte bladzijde uit de Nederlandse geschiedenis" (Rob Bakker, p. 696) zo traag is verlopen en verloopt.

In het volgende bericht meer over hoe die anti-Joodse maatregelen zich voltrokken en hoe de Nederlanders daarop reageerden. Of dus eigenlijk niet reageerden. Hier het vervolg.

1 opmerking:

Bauke de Wreede zei

Als we met jou constateren dat 5 % van de Nederlanders in verzet kwamen, lijkt het me interessant om te weten wat het percentage is van hen die door hun verzet zijn omgekomen. Als we dan weten hoeveel dit overleefd hebben ben ik benieuwd wat de getallen waren van na de oorlog geclaimde oorlogs helden.
In mijn eigen familie zijn 2 neven van mijn vader omgekomen. Zelf is hij na een periode tewerkgesteld zijnde in Münster (waar hij het goed naar zijn zin had) ondergedoken in juni 1944 samen met een neef van mijn moeder in de Hege Vennen bij Drachten. 1 oom zat inderdaad in het verzet, die zei nooit wat erover vertelde. 1 oom had altijd het hoogste woord zonder 1 vinger in de oorlog uitgestoken te hebben. Het verhaal gaat dat mijn Duitse schoonvader het Ereburgerschap van de Lemmer is aangeboden i.v.m. het doorgeven van de Duits razzia's aan het verzet. Hij heeft dat geweigerd, omdat hij het als plicht voelde dit te doen.