Een standenmaatschappij (patrimonial capitalism) kan ontstaan als het rendement op kapitaal bij voortduring uitgaat boven de toename van de lonen. En Thomas Piketty toont in zijn Capital in the Twenty-First Century aan dat zulks al een poos aan de hand is. Ik stond daar in Kapitalisme en ongelijkheid in de 21ste eeuw. Geen economisch, maar een sociaalwetenschappelijk probleem al bij stil.
Met als strekking dat een eenmaal ingeslagen weg naar meer ongelijkheid wel eens zichzelf versterkend zou kunnen zijn. Rijkdom en armoede veranderen het gedrag van armen en rijken in een richting die de ongelijkheid versterkt. Zie Is toenemende ongelijkheid een onomkeerbaar proces?
Een standenmaatschappij is het resultaat. De armen berusten in hun lot en gedragen zich onderdanig, omdat dat onder die omstandigheden nog het meeste oplevert. De rijken zijn er primair op uit om hun bezit in stand te houden en door te geven aan hun kinderen. Beide gedragingen zijn niet bevorderlijk voor een groeiende economie, laat staan een groeiende economie voor iedereen.
Een standenmaatschappij is een statushiërarchie. En die is behoorlijk stabiel, want we weten dat grote ongelijkheid niet samen gaat met gelijke kansen. Hoe ongelijker een land, hoe geringer de sociale mobiliteit.
Dat boek van Piketty, dat, wie weet, het belangrijkste boek van de 21ste eeuw gaat worden, is nu besproken door Paul Krugman in The New York Review of Books. We moeten het echt allemaal gaan lezen. Maar het beslaat wel zo'n 700 bladzijden en waar haal je de tijd vandaan?
Krugman wijst trouwens op een belangrijk verschil tussen de Europese landen en de Verenigde Staten. Terwijl je in Europa vooral ziet dat de vermogensongelijkheid is toegenomen en het met de inkomensongelijkheid enigszins meevalt, zijn in de Verenigde Staten beide ongelijkheden sterk toegenomen.
En die sterk toegenomen inkomensongelijkheid is niet een resultante van marktfactoren, zoals conservatieve economen ons graag willen doen geloven, maar simpelweg een gevolg van, ja, zeg maar zelfverrijking. Het gaat vooral om de bestuurders van de grote ondernemingen die zelf hun beloning kunnen bepalen. En daarbij in hun gedrag beïnvloed worden door de lage belastingtarieven op hoge inkomens. Als je het grootste deel van dat extra inkomen ook echt in het handje krijgt, dan is het extra verleidelijk om dat ook binnen te halen.
Dat het in Europa met die toename van inkomensongelijkheid wel meevalt, dat staat trouwens nog te bezien. Zie voor Nederland vooral Growing Inequalities and Their Impacts in The Netherlands (pdf) van Wiemer Salverda en medewerkers, dat laat zien dat de inkomensongelijkheid sinds 1977 is toegenomen. En zie Low Income Inequality, High Wealth Inequality. The Puzzle of the Rhineland Welfare States van Bas van Bavel en Ewout Frankema voor aanwijzingen voor de hoge mate van vermogensongelijkheid in de Europese verzorgingsstaten.
Grote economische ongelijkheid heeft zoals bekend grote negatieve sociale gevolgen. Zie hier en hier. Maar niet alleen dat, ook de kansen op stabiele economische groei worden er negatief door beïnvloed. Zie Inkomensongelijkheid is slecht voor stabiele economische groei.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten