dinsdag 20 mei 2014

Discriminatie de wereld uit! Waarom dat waarschijnlijk nooit zal lukken

Onze afkeer van discriminatie van "anderen" is intens en algemeen. We vinden dat mensen gelijk horen te worden behandeld. Dat is onderdeel van onze morele gemeenschapsintuïties. Maar toch komt discriminatie veel voor. En het lijkt maar niet te lukken om discriminatoire praktijken met wetgeving de wereld uit te helpen. Hoe komt dat?

Een mogelijke verklaring geven Greenwald en Pettigrew in de studie With Malice Toward None and Charity for Some. Ingroup Favoritism Enables Discrimination (betaalpoort). Ze weerleggen de populaire gedachte dat discriminatie altijd voortkomt uit vijandigheid tegenover "anderen", leden van andere groepen of sociale categorieën, met negatieve stereotypen. Ze laten zien dat in het onderzoek deze gedachte altijd voorop heeft gestaan. Waardoor er weinig aandacht voor is geweest dat discriminatie ook kan optreden in situaties waarin mensen een voorkeur hebben voor leden van de eigen groep, zonder dat er enige vijandigheid bestaat tegenover leden van andere groepen.

Dat is herkenbaar. Het kan gemakkelijk gebeuren dat je iemand "voortrekt" boven een ander omdat hij/zij een kennis van een vriend is. Terwijl die ander een onbekende is, waar je neutraal tegenover staat. Vandaar dat we zo druk bezig zijn met "netwerken". Dat we dat doen, betekent dat we eigenlijk discriminatie beschouwen als iets wat nu eenmaal bestaat. Een moreel verwerpelijk gedrag, dat onderdeel is van het sociale leven.

Natuurlijk bestaat er ook discriminatie die voortkomt uit vijandigheid. Maar Greenwald en Pettigrew maken aannemelijk dat de niet-vijandige discriminatie veel meer voorkomt. Discriminatie dus op grond van ingroup favoritism.

Dat zal er mee te maken hebben dat onze morele gemeenschapsintuïties zijn ontstaan in de Paleo Sociale Omgeving, de omgeving van jagers-verzamelaars (volg de link!). In die omgeving groeiden we op te midden van bekenden en kwamen we nauwelijks met vreemden in aanraking. Omdat belendende groepen geregeld contact met elkaar hadden en er onderlinge uithuwelijking was, bestond er ook geen scherpe scheiding tussen "de onzen" en "de anderen". Enige voorkeur voor degenen die dichter bij je stonden dan anderen zal er wel geweest zijn. Maar teveel daarvan werd sociaal afgekeurd, want iedereen hoorde gelijk te worden behandeld.

In onze huidige samenleving komen we veel vaker in situaties terecht waarin die morele intuïtie dat je "elkaar hoort bij te staan" er onvermijdelijk toe leidt dat er ook anderen zijn die je (daardoor) niet bijstaat. Je kunt nu een keer niet iedereen omarmen. Dat is de tragiek van het uitgerust zijn met morele drijfveren die niet meer naadloos passen bij de sociale omgeving waarin je bent terecht gekomen.

Wat overigens helemaal niet wil zeggen dat die anti-discriminatie wetgeving nergens goed voor is. Want we kunnen en willen er met zijn allen, als overheid, wel iets tegen doen. En vijandige discriminatie bestaat ook.

Geen opmerkingen: