North was vooral op zoek naar de oorzaken van de snelle economische groei in de laatste paar eeuwen in de Westerse wereld. En hij liet overtuigend zien dat de rol van instituties daarin cruciaal was. Denk aan door overheidswetgeving in het leven geroepen overeenkomstenrecht, eigendomsrechten, patenten en octrooien.
Daarmee ging hij in tegen het neoklassieke economische denken, dat er van uitging dat een zoveel mogelijk vrij gelaten marktmechanisme (laissez faire) als vanzelf de economische groei zou aanjagen. Technologische ontwikkeling zou dan spontaan gegenereerd worden en markten zouden als vanzelf in omvang toenemen.
Ik sloeg even zijn fraaie boek Structure and Change in Economic History uit 1981 er op na. En kwam terecht op p. 166-7, waar hij economisch historici aanhaalt die vooral wijzen naar deregulering als oorzaak van de industriële revolutie. Zijn antwoord daarop is vervat in dit wat langere citaat:
What has been missing in the argument, however, is that while laissez faire is identified as the key to the development, the term "laissez faire" not only has misleading ideological overtones but at least in part misses the point. It is true that the decline in mercantilist restrictions including repeal or reform of the Statute of Artificers (denk aan de ambachtsgilden - HdV), poor laws, acts of settlements, usury laws, navigation acts, and so forth is part of the story. Particularly significant to the developing of more efficient markets, however, is the better specification and enforcement of property rights over goods and services; and in many cases much more was involved than simply removing restrictions on the mobility of capital and labor - important as those changes were. Private and parliamentary enclosures in agriculture, the Statute of Monopolies establishing a patent law, and the immense development of a body of common law to better specify and enforce contracts also are part of the story. Laissez faire implies an absence of restraints; efficient markets imply well-specified and enforced property rights, which means the creation of a set of restraints encouraging productivity growth. The removal of restrictions widening the gap between private and social returns frequently required positive action by government - a government which we have seen was, as a result of the English revoltion, oriented toward such development.In een slogan samengevat: Niet meer markt, maar meer overheid en daardoor meer markt. Een mooie weerlegging van het naïeve marktdenken, uitgerekend in het jaar, 1981, dat Ronald Reagan in de Verenigde Staten tot president werd verkozen.
Maar nu, in 2015, in een tijd waarin we vrezen voor langdurige economische stagnatie als gevolg van (wederom!) een in de politiek wijd verbreide onderschatting van het belang van een positieve de rol van de overheid, kun je je afvragen of we niet nog twee stappen verder moeten gaan dan North deed in 1981.
Allereerst, we beseffen, of zouden behoren te beseffen, dat de economie naast een aanbodkant ook een vraagkant heeft. En dat dus economische groei niet alleen afhangt van overheidsbeleid voor de aanbodkant, waar North op wees, maar ook van macro-economisch beleid om in tijden van liquiditeitsval de vraag op peil te houden. Tragisch dat dit besef, zeker in Europa, maar zo beperkt tot de politiek doordringt. Denk aan alle berichten op dit blog over de bezuinigingszeepbel.
Maar daar komt nog een stap bij. Want je kunt bepaald niet verwachten dat de markt wel genoeg technologische innovatie verschaft als maar aan die institutionele voorwaarden van North is voldaan. Het blijkt immers dat veel technologische vernieuwingen pas tot stand komen als de overheid bereid is om investeringen te doen waarvoor private geldschieters terugdeinzen vanwege de hoge risico's. Zoals overtuigend naar voren gebracht door Mariana Mazzucato in dat prachtige boek The Entrepreneurial State. Zie ook het bericht Het misverstand dat in "de economie" alles draait om concurrentie.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten