Het menselijke sociale gedrag kent twee patronen, dat van de statuscompetitie en dat van het gemeenschapsgedrag. In het verre verleden, in de Paleo Sociale Omgeving, waren mensen doordat ze in kleine groepen leefden in staat om het statuscompetitiegedrag sociaal te onderdrukken. Het was nodig om samen te werken en om voedsel te delen en dan kon je egoïsme, profiteursgedrag en meer willen dan een ander niet gebruiken.
Maar in onze huidige maatschappij is statuscompetitie veel moeilijker te onderdrukken en komt het dus ook veel meer voor. Ieder van ons moet leren daar mee om te gaan of heeft dat min of meer geleerd. Over wat dat bijvoorbeeld voor adolescenten betekent, zie de berichten De sociale uitdaging van de adolescentie: gemeenschap en/of statuscompetitie en Vriendschap? Of status? Waar het sociale leven van de adolescent om draait.
Allerlei nadelige effecten van statuscompetitiegedrag zijn bekend. Een cultuur van statuscompetitie leidt tot meer geweld, depressie en suïcide. Statuscompetitiegedrag verhoogt het stressniveau (allostatische overbelasting), maakt minder pro-sociaal, verhoogt de kans op pesten, evenals de kans op fraude en bedrog en de kans op futloosheid, vermoeidheid en hoofdpijn.
Er is nu nieuw onderzoek, The dominance behavioural system: A multidimensional transdiagnostic approach, dat statuscompetitiegedrag weet te onderscheiden in verschillende dimensies en laat zien hoe die samenhangen met psychopathologie, in het bijzonder met depressie, angststoornis en manische symptomen. De resultaten van het onderzoek, onder studenten van een Amerikaanse universiteit, vatten de onderzoekers samen in onderstaande figuur.
Die zes dimensies van statuscompetitiegedrag vind je in de linkerkolom. Ik geef van elk een korte aanduiding.
Studenten die hoog scoorden op authentic pride wilden (o.a.) presteren, streefden succes na en hadden een hoge zelfwaardering.
Zij die hoog scoorden op hubris (hoogmoed) waren egoïstisch, arrogant, zelfgenoegzaam en ijdel.
Een hoge mate van discomfort in leadership betekende dat je geen leiderschapspositie nastreeft en vermijdt om macht uit te oefenen. Een hoge score op deze dimensie betekent een lage geneigdheid tot statuscompetitiegedrag.
Hoog scoren op cooperation houdt in dat je bereid bent naar anderen te luisteren, dat je bereid bent tot compromissen en dat je graag samenwerkt. Ook hier betekent een hoge score een lage geneigdheid tot statuscompetitie.
Hoog scoren op influence betekent dat je je in staat acht om anderen ergens van te overtuigen, dat je je zin kunt doorzetten en dat er naar jou wordt geluisterd.
En tenslotte betekent ruthless ambition dat je alles doet om hogerop te komen en dat hogerop komen voor jou belangrijker is dan loyaal zijn aan anderen.
In de figuur zie door middel van de getekende pijlen welke dimensies samenhangen met manische symptomen, depressie en angststoornis.
Wat meteen opvalt is dat hoogmoed sterk samenhangt met elk van de drie psychische problemen. Als statuscompetitie aanzet tot hoogmoedigheid, wat zo is, dan is dat een weg waarlangs de statuscompetitie in onze maatschappij bijdraagt tot psychopathie.
Daartegenover staat dat een authentiek gevoel van trots, willen presteren en geloof in jezelf hebben, juist de kans op zowel manische symptomen, depressie en angst verminderen.
Ook voor overtuigingskracht (influence) geldt dat het de kans op depressie en angststoornis vermindert. Bedenk daarbij dat een geringe overtuigingskracht staat voor het hebben van een lage status en voor de neiging tot onderwerping en onderdanigheid. En die laatste neiging ('ik heb toch niets in te brengen", "naar mij wordt toch niet geluisterd") blijkt dus de kans op depressie en angststoornis te verhogen.
Tenslotte zie je het verband van de meedogenloze ambitie met de kans op manische symptomen.
Het ontbreken van pijlen bij het wel of niet nastreven van leiderschap en het wel of niet bereid zijn tot samenwerken wijst er op dat hier geen samenhang met psychopathie werd gevonden.
Samengevat zijn het dus vooral de hoogmoed, de meedogenloze ambitie en de onderworpenheid/onderdanigheid die maken dat statuscompetitiegedrag een bijdrage levert aan psychopathie. De andere drie dimensies zijn wat dit aangaat onschuldiger.
Er zijn wel wat beperkingen aan dit onderzoek. Zo ontbreken andere vormen van psychopathie, zoals narcisme en de anti-sociale persoonlijkheidsstoornis. En er is natuurlijk het bezwaar van de specifieke onderzoeksgroep: studenten. Je zou je bijvoorbeeld kunnen voorstellen dat een geringe bereidheid tot samenwerking je nog niet opbreekt zolang je als student door het leven gaat. Maar dat dat anders wordt als je later in een arbeidssituatie terecht komt.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten