Als je bedenkt dat onze morele intuïties van samenwerking, hulpvaardigheid, eerlijk delen en rechtvaardigheid hun oorsprong hebben in het verre verleden waarin we in kleine groepen de problemen van onderlinge afhankelijkheid oplosten, dan verbaast het niet dat we tegenwoordig veel gedrag zien dat niet met die gemeenschapsintuïties in overeenstemming is.
Want er zijn ten minste twee opvallende verschillen tussen die vroegere sociale omgeving en die van tegenwoordig.
Het ene is dat we nu te maken kunnen hebben met contacten tussen verschillende groepen of leden van verschillende groepen. Die gemeenschapsmoraal is er niet goed op toegesneden om voor zulke intergroepscontacten een leidraad te bieden. Voorbeelden uit de actualiteit liggen voor het oprapen. Voor contacten tussen groepen en voor het oplossen van problemen tussen groepen hebben we daarom, volgens Joshua Greene, een metamoraal nodig.
Joshua Greene is de auteur van Moral tribes. Emotion, Reason, and the Gap Between Us and Them en hij was vorige week een van de twee interessantste sprekers op de conferentie Institutions for moral behavior in Utrecht, die ik bijwoonde. (De andere van de twee was Frans de Waal.) Die metamoraal zou utilitaristisch moeten zijn, in de zin dat de leidraad zou moeten zijn dat het geluk van iedereen even zwaar zou moeten wegen. Greene werkt dat idee in dat boek verder uit, maar dat heb ik nog pas sinds gisteren in huis.
Het andere opvallende verschil is dat we tegenwoordig veel met anderen contact hebben van wie niet duidelijk is tot welke groep ze behoren. Anders gezegd, de groepsgrenzen zijn vaak diffuus, zelfs ook in die zin dat we vaak zelf niet eens weten of we wel tot een groep behoren en tot welke. Nog anders gezegd, we hebben in ons dagelijks leven veel met anderen te maken die we niet of nauwelijks persoonlijk kennen. Maar wat we doen of laten, kan voor die anderen wel grote gevolgen hebben.
Denk aan de zogenaamde onpersoonlijke criminaliteit: fraude, belastingontduiking, corruptie, verduistering, winkeldiefstal. Misdragingen die objectief gezien immoreel zijn, maar omdat er tussen pleger en benadeelden geen persoonlijke relatie bestaat, zijn onze morele intuïties meestal weinig werkzaam. En dat is tragisch, want de maatschappelijke kosten van zulk gedrag zijn hoog.
Het punt is dat we om zulk gedrag tegen te gaan niet zozeer een nieuwe moraal nodig hebben, zoals die metamoraal van Greene. Onze gemeenschapsmoraal zou naar inhoud volstaan. Het probleem is dat we hem in zulke onpersoonlijke situaties gemakkelijk terzijde schuiven. De bijbehorende emoties komen niet spontaan voldoende naar boven. Waardoor we onszelf en anderen kunnen wijsmaken dat we ze zijn "vergeten".
Vandaar dat Dan Ariely en anderen pleitten voor interventies die moreel gedrag aanmoedigen. Zie Three Principles to REVISE People’sUnethical Behavior (betaalpoort). Want uit onderzoek blijkt dat zulke aanmoedigingen wel degelijk effect kunnen hebben. Het blijkt te helpen als je belastingbetalers
er aan herinnert dat belastingopbrengsten aan iedereen ten goede komen. En de aanwezigheid van een eenvoudig bord met als tekst "Wees aardig voor elkaar" krijgt het voor elkaar dat een parkeerplek voor gehandicapten minder vaak door anderen gebruikt wordt.
Ook helpt het als je de situatie persoonlijker maakt. Het schijnt dat belastingformulieren met reeds ingevulde persoonlijke gegevens eerlijker worden ingevuld. En winkeldiefstal schijn je succesvol tegen te kunnen gaan door bij de kassa en de uitgang grote spiegels op te hangen.
En tenslotte schijnt het effect te hebben als je mensen er toe brengt om zichzelf als een moreel persoon te zien. Zo bevorder je het eerlijk invullen van een belastingaangifte of een verzekeringsclaim als je het formulier begint met het ondertekenen van een eerlijkheidsverklaring. In plaats van aan het eind ("ik heb dit formulier naar waarheid ingevuld").
Geen opmerkingen:
Een reactie posten