woensdag 29 juni 2016

Geloof in de enige God als bescherming tegen bestaansonzekerheid - Een biologische antropologie van de Bijbel - 12

Ga er even voor zitten en probeer je eens echt voor te stellen hoe mensen de overgang van jagen-verzamelen naar de landbouwsamenleving beleefd moeten hebben.

Hoe zo? Was dat dan zo ingrijpend?

Ja, dat was het zeker. Het was, om met Jared Diamond te spreken, de grootste vergissing die de mensheid gemaakt heeft. Want wat waren de gevolgen?

Door permanente vestiging en eigendom ontstonden maatschappelijke en sekse-ongelijkheid, conflicten en oorlogen. Door het zich blijvend vestigen ontstonden problemen op het vlak van hygiëne en een grotere vatbaarheid voor besmettingsziektes. Dat werd versterkt door het dicht opeen gaan wonen met huisdieren en vee.

En het leven van de opbrengsten van landbouw leidde weliswaar tot door de tijd genomen hogere gemiddelde opbrengsten per eenheid arbeid, maar oogsten konden ook mislukken. Plots konden hongersnoden ontstaan.

Door de overgang naar landbouw leerde de mensheid voor het eerst rampen en catastrofes kennen. Grote delen van de bevolking konden door een epidemie of een hongersnood of een inval van vijanden weggevaagd worden. Of konden tot slaven worden gemaakt. Nogmaals, ga er voor zitten en stel je voor hoe overlevenden dat moeten hebben ervaren.

De menselijke behoefte om verklaringen te zoeken, zeker voor iets dat nieuw en onbekend is, ligt aan de bron van het ontstaan van de wereldgodsdiensten ten tijde van de landbouwrevolutie. En aan de bron van de Bijbelverhalen, zoals uiteengezet door Carel van Schaik en Kai Michel in Het Oerboek van de Mens. De evolutie en de Bijbel. Zie hier voor het vorige bericht in deze reeks.

In hoofdstuk 7 (Mozes: Gods wil wordt wet) gaan Van Schaik en Michel in op "de overvloed aan wetten, regels, aanwijzingen" in de vier Mozes-boeken. Waar kwamen al die wetten vandaan? Waarom?

Ze kwamen er uit voort dat mensen in hun wanhoop niet in staat waren om een andere verklaring voor die rampen en catastrofes te vinden dan dat iemand, een naar de menselijke psychologie gemodelleerd opperwezen, door menselijke misstappen ontstemd was geraakt. Rampen en catastrofes waren straffen:
Wat de Thora ons voorschotelt berust op een simpele vooronderstelling: als een catastrofe of een ziekte een straf is van God, moet daar ook een misstap van een mens aan vooraf zijn gegaan. Niemand straft zonder dat daar een reden voor is. Het gaat er om die reden te ontdekken teneinde te verhinderen dat God opnieuw getart wordt.
Bovendien nam daarmee de behoefte toe aan een opperwezen als enige God. Het geloof in één God maakte het immers makkelijker om zijn beweegredenen te doorgronden. Met een heel leger van goden was dat veel te ingewikkeld. Tegelijk maakte de omvang van de rampen en catastrofes die ene God tot ene wel heel grote en machtige.

En daardoor ontstonden de wetten van de eerste categorie, die van de bescherming tegen onderling geweld ("Heb uw naasten lief"), van de tweede categorie, bescherming tegen ziektes, van de derde categorie, bescherming van Gods ordening, van de vierde categorie, bescherming tegen het ongewisse, en van de vijfde categorie, die van de offerpraktijken.

Er valt natuurlijk veel meer over te zeggen, maar mij viel in dat in feite met de overgang naar de landbouwsamenleving het probleem van de bestaansonzekerheid de mensheidsgeschiedenis binnenkomt. En dat misschien vanaf dat moment het overgrote deel van alle menselijke individuele en collectieve inspanningen er op gericht is om die bestaansonzekerheid terug te dringen. Om die ene grote vergissing maar weer zoveel als mogelijk te herstellen.

Toegegeven, het is een flinke sprong, maar wat dat aangaat staat die discussie over morele intuïties en het basisinkomen in een heel lange historische ontwikkeling.

Geen opmerkingen: