Onze minister van Buitenlandse Zaken, Stef Blok,
is van mening dat een multi-etnische of multiculturele samenleving niet vreedzaam kan zijn en dat dit eraan ligt dat de menselijke sociale natuur voor zo een samenleving ongeschikt is. Dat valt af te lezen aan de combinatie van de volgende twee uitspraken die uit zijn mond zijn opgetekend:
Noem mij een voorbeeld, van een multi-etnische of multiculturele samenleving, waar de oorspronkelijke bevolking nog woont (...) en waar een vreedzaam samenlevingsverband is. Ik ken het niet.
Waarschijnlijk zit ergens diep in onze genen dat we een overzichtelijke groep willen hebben om mee te jagen of om een dorpje te onderhouden. En dat we niet goed in staat zijn om een binding aan te gaan met ons onbekende mensen.
Even afgezien van de politieke lading ervan, wat valt er sociaalwetenschappelijk gezien over te zeggen? Dat is ook van belang omdat het idee dat we hier tegenkomen in wijdere kringen bestaat.
De lijn van sociaalwetenschappelijk onderzoek die meer inzicht kan verschaffen, kan met trefwoorden als sociale identiteit,
in-group bias, intergroepsrelaties en etnocentrisme worden aangeduid. Die lijn begon al aan het begin van de twintigste eeuw met het werk van de Amerikaanse socioloog William Graham Sumner, wiens klassieker
Folkways (1906) je
op Project Gutenberg zomaar voor niks kunt lezen.
Volgens Sumner hebben mensen een neiging om zichzelf als lid van een groep te zien, hun
in-group, waarbinnen mensen elkaar vertrouwen en loyaal aan elkaar zijn. Dat gaat ermee samen dat mensen een voorkeur hebben om met leden van hun eigen groep om te gaan en allerlei eigenschappen van hun eigen groep hoger waarderen dan die van andere groepen (
in-group favoritism).
Vanaf de jaren 70 van de vorige eeuw zijn deze ideeën theoretisch verder uitgewerkt, in wisselwerking met empirisch onderzoek. Baanbrekend was het werk van de Engelse onderzoeker Henri Tajfel, die o.a. liet zien dat mensen ook bij een onderscheid tussen
in-group en
out-group op grond van een onbenullig criterium (zoals voorkeur voor de ene dan wel de andere kunstenaar) geneigd zijn om de leden van "hun eigen groep" voor te trekken. Dat leidde tot veel onderzoek, onder het trefwoord
minimal group paradigm.
Een vooraanstaand onderzoekster in deze lijn van onderzoek is Marilynn Brewer. (Zie ook het bericht
Kunnen wij wereldburgers zijn? Een beetje uit 2013.) Toen zij in 2007 de
Award for Distinguished
Scientific Contributions uitgereikt kreeg, gaf ze in een lezing, die verscheen onder de titel
The Importance of Being We: Human Nature and Intergroup Relations, een fraai overzicht van het tot dan verrichtte onderzoek.
Wat komt daaruit naar voren over de veronderstelde menselijke hang naar een eigen
in-group en negatieve houding tegenover andere groepen? Dit citaat geeft uitsluitsel:
Despite widespread belief that in-group positivity and out-group derogation are reciprocally related, empirical research demonstrates little consistent relation between the two. Indeed, results from both laboratory experiments and field studies indicate that variations in in-group positivity and social identification do not systematically correlate with degree of bias or negativity toward out-groups (Brewer, 1979; Hinkle & Brown, 1990; Kosterman & Feshbach, 1989; Struch & Schwartz, 1989). For example, in a study of the reciprocal attitudes among 30 ethnic groups in East Africa, Brewer and Campbell (1976) found that almost all of the groups exhibited systematic differential positive evaluation of the in-group over all out-groups on dimensions such as trustworthiness, obedience, friendliness, and honesty. However, the correlation between degree of positive in-group regard and social distance toward out-groups was essentially .00 across the 30 groups.
Kort gezegd, er bestaat wel een neiging om positief te oordelen over de eigen groep, qua zaken als betrouwbaarheid, vriendelijkheid en eerlijkheid, maar dit gaat niet systematisch samen met een negatief oordeel over andere groepen. Het is dus ook niet zo dat hoe positiever mensen zijn over de eigen groep, hoe negatiever en vijandiger tegenover andere groepen. Ook uit het
minimal group paradigm-onderzoek blijkt dat hoewel mensen ertoe neigen de eigen groep te bevoordelen, ze ervoor terugdeinzen om andere groepen expliciet te benadelen. Gehechtheid aan de eigen groep staat niet gelijk aan vijandigheid tegenover andere groepen. Brewer:
The point is simply that in-group attachment may be a necessary but not sufficient cause of intergroup hostility and that it is possible to have in-group loyalty and attachment in the absence of conflict with out-groups.
Voor alle duidelijkheid: het is dus goed mogelijk dat gehechtheid aan en loyaliteit met de eigen groep bestaat zonder vijandigheid tegenover andere groepen.
Terug naar minister Stef Blok: sociaalwetenschappelijk gezien klopt het dus niet dat de hang naar dat overzichtelijke eigen groepje of naar dat dorp een multi-etnische of multiculturele samenleving onmogelijk maakt. Beide kunnen goed samengaan.
Hoe zit dat dan met de wel bestaande conflicten tussen groepen en met de groepsgerichte vijandelijkheid? Denk nog even aan
Wat is er eigenlijk aan de hand in Europa? Over rampzalig economisch beleid en rechtsextremisme.
Welnu, vijandigheid tegen over een andere groep ontstaat alleen dan als er aanwijzingen zijn dat die groep een bedreiging vormt. Brewer:
To justify out-group hate and intergroup conflict, the very existence of the out-group, or its goals and values, must be seen as a threat to the maintenance and the social identity of the in-group. Thus, understanding the relationship between in-group identification and out-group hostility requires understanding how the interests of the in-group and those of the out-group come to be perceived as in conflict.
En die bedreiging en dat belangenconflict kunnen reëel zijn, maar ze kunnen ook kunstmatig worden aangewakkerd. Brewer staat daar bij stil in een paragraaf met de titel
Power politics. Politici kunnen er belang bij hebben om bedreigingen door andere, externe of interne, groepen voor te spiegelen en zo groepsgerichte vijandigheid aan te wakkeren:
When groups are political
entities, however, these processes may be exacerbated
by group leaders’ deliberate manipulations to mobilize collective
action to secure or maintain political power. Social
category differentiation provides the fault lines in any social
system that can be exploited for political purposes.
En het valt te verwachten dat ze daarmee meer succes hebben als burgers toch al op zoek zijn naar verklaringen voor een toegenomen bestaansonzekerheid. Zie
Door economische bestaansonzekerheid meer succes van rechts-extremistische partijen - Nieuwe aanwijzingen.
Marilynn Brewer hield dit betoog in 2007. Zal ze toen vermoed hebben dat het in 2018 zo bijzonder actueel zou zijn?
En je zou natuurlijk graag willen dat politici beter op de hoogte waren van het sociaalwetenschappelijk onderzoek.