zaterdag 28 juli 2018

Meedoen aan de statuscompetitie in de wetenschap vergroot de kans op dubieuze onderzoekspraktijken

In de wetenschap horen integriteit en waarheidsvinding voorop te staan. Maar hoe organiseer je universiteiten en andere onderzoeksorganisaties zo dat zulke zaken ook worden bevorderd?

In ieder geval lijkt het verstandig om ervoor te zorgen dat de statuscompetitie tussen onderzoekers binnen de perken blijft. Want daarmee zou je de kans vergroten dat onderzoekers door oneigenlijke doelen worden gemotiveerd. Status, dus, en door anderen erkend en bewonderd willen worden en anderen willen aftroeven en willen verslaan.

Wat universiteiten in werkelijkheid hebben gedaan is het tegenovergestelde. Door de prestatie-eisen op te voeren hebben ze een publicatiedruk laten ontstaan, die uitdrukkelijk uitnodigt tot statuscompetitie.

En daarmee tot onderzoekspraktijken die moeilijk zijn te rijmen met integriteit en waarheidsvinding. Denk even terug aan de affaire-Stapel en het naar aanleiding daarvan uitgebrachte rapport van de Commissie-Levelt: Bevordert publicatiedruk onderzoekscultuur van sloppyness en fraude? De affaire-Stapel.

Maar is het wel zo dat statuscompetitie de kans op dubieuze onderzoekpraktijken vergroot? Ja, de nieuwe studie Dark Pathways to Achievement in Science. Researchers’ Achievement Goals Predict Engagement in Questionable Research Practices verschaft aanwijzingen in die richting.

Junior psychologie-onderzoekers die lid waren van de Deutsche Gesellschaft für Psychologie en die aan een universiteit werkzaam waren, kregen de vraag voorgelegd of ze zich wel eens aan of meer van negen dubieuze onderzoekpraktijken hadden bezondigd, zoals het presenteren van een onverwacht resultaat als van te voren voorspeld, en of ze zich wel eens aan fraude hadden schuldig gemaakt (het vervalsen van data). Dat zulke praktijken in de sterk competitieve Duitse universitaire cultuur inderdaad niet zeldzaam zijn, bleek eruit dat 85,71 procent van de ondervraagden melding maakte van tenminste een dubieuze onderzoekspraktijk.

De onderzoekers was ook gevraagd of ze zich in hun werk meer lieten leiden door het streven zoveel mogelijk hun eigen kennis en competenties te vergroten of meer door het streven op anderen zo competent mogelijk over te komen. Het eerste streven kun je zien als een intrinsiek motief en het tweede als een statuscompetitiemotief.

Het bleek toen dat dubieuze onderzoekpraktijken significant meer werden gemeld door degenen die meer werden geleid door het statuscompetitiemotief en minder door degenen die meer werden geleid door het intrinsieke motief van het vergroten van eigen kennis en competenties.

Er was ook een Donkere Drie-vragenlijst afgenomen, om narcisme, psychopathie en Machiavellianisme te meten. Opvallend was dat degenen die hoger scoorden op narcisme meer het statuscompetitiemotief aanhingen.

Geen opmerkingen: