Als je eerstejaarsstudenten 10 weken lang volgt, wat leer je dan over wat het voor hen betekent om meer gemeenschapsgericht dan wel meer statuscompetitiegericht te zijn? Jenny Crocker en Amy Canevello deden daar onderzoek naar, waarvan ze in Consequences of Self-image and Compassionate Goals verslag deden. Zie ook het vorige bericht op dit blog: Wat ben je voor iemand als je meer gemeenschapsgericht bent dan wel meer statuscompetitiegericht?
Omdat de studenten elke week bevraagd werden, kon je dus nagaan wat fluctuaties in hun mate van gemeenschapsgerichtheid en statuscompetitiegerichtheid voor hen betekenden. Het bleek toen dat ze zich in de weken waarin ze meer dan anders gemeenschapsgericht waren, meer verbonden voelden met anderen en minder eenzaam en minder conflicten hadden met anderen. Het tegenovergestelde was het geval in de weken waarin ze meer statuscompetitiegericht waren.
Wat er dus op wijst dat het voor je sociale ervaringen wat uitmaakt. Het zou kunnen, maar inzicht in wat oorzaak en wat gevolg is ontbreekt, dat je je sociale ervaringen dus kunt beïnvloeden door zelf meer gericht te zijn op gemeenschap of meer gericht op statuscompetitie.
Opvallend was ook dat meer gemeenschapsgerichtheid gepaard ging met meer "emotionele helderheid" en meer statuscompetitiegerichtheid daarentegen met meer "emotionele verwarring". De onderzoekers interpreteren dat als een aanwijzing dat mensen liever gemeenschapsgericht zijn dan statuscompetitiegericht. In de zin dat je het eerste meer bij je voelt passen dan het tweede.
Verder bleek dat degenen die over de 10 weken genomen meer gemeenschapsgericht waren geweest, na die tijd meer sociale steun en meer onderling vertrouwen ervoeren dan aan het begin.
Ook was er bij hen een afname van angst- en depressiesymptomen, terwijl er bij degenen die over de hele periode meer statuscompetitiegericht waren, juist een toename van die symptomen was.
In het volgende bericht meer over de vraag naar oorzaak en gevolg.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten