Bij die economische component gaat het om (het gevoel van) bestaansonzekerheid. Als mensen onzeker zijn of ze ook in de toekomst rond zullen kunnen komen, dan heeft dat negatieve gezondheidseffecten en kun je dus niet zeggen dat ze gedijen. Aanwijzingen in die richting komen uit het onderzoek dat uitwijst dat mensen met een lagere sociaal-economische status, die meer zorgen hebben over de toekomst, ook een lagere levensverwachting hebben, nog los van andere risicofactoren. Ook blijkt dat het ervaren van bestaansonzekerheid samengaat met het meer ervaren van fysieke pijn. En we kennen de negatieve gezondheidseffecten van baanonzekerheid en van de duur die wordt doorgebracht in flexibele arbeidsrelaties.
Maar er is daarnaast en/of daarmee samenhangend ook een sociale component van dat gevoel van veiligheid. In het onderzoek daarnaar gaat het dan om de mate waarin je andere mensen vertrouwt, in het bijzonder om het vertrouwen in mensen in het algemeen, dat bekend staat als het gegeneraliseerde vertrouwen (generalized trust).
Als je meer vertrouwen hebt in "mensen in het algemeen", dan is dat een aanwijzing dat je je sociale omgeving (straat, dorp/stad, regio, land) als veilig en welwillend inschat. Onderzoek naar de gezondheidseffecten van dat gegeneraliseerde vertrouwen en gezondheid is er al wel, met wisselende resultaten.
Maar nu is er de nieuwe studie Trust and all-cause mortality: a multilevel study of US General Social Survey data (1978–2010), die ondubbelzinnig een positief verband laat zien. De onderzoekers analyseerden data van de voor de Amerikaanse bevolking representatieve steekproeven van de US General Social Survey (GSS) data (1978–2010), gecombineerd met de National Death Index (NDI) until 2014.
De mate van vertrouwen werd zoals gebruikelijk vastgesteld met de vraag
Generally speaking, would you say that most people can be trusted, or that you cannot be too careful in dealing with other people?Het percentage dat zegt dat je de meeste mensen kunt vertrouwen, was in de jaren 80 van de vorige eeuw 43 procent en daalde tot 34 procent aan het begin van de huidige eeuw.
De onderzoekers hadden ook een maat meegenomen voor de gemiddelde mate van vertrouwen rondom elke deelnemer aan het onderzoek (het contextuele vertrouwen). Voor dat doel hadden ze de Verenigde Staten in negen regio's ingedeeld. Dat maakt het onderzoek interessant omdat bekend is dat er in het Zuiden van de Verenigde Staten meer een statuscompetitieve cultuur (culture of honor) heerst, met minder onderling vertrouwen. Dat laatste bleek er ook uit dat het gegeneraliseerde vertrouwen in de twee zuidelijke regio's 27 en 29 procent was, tegenover 49 procent in de noordwestelijke regio.
Uit de analyses komt dan naar voren dat beide maten van vertrouwen (de individuele en de contextuele) positief samenhangen met de kans dat iemand in 2004 nog leefde. Anders gezegd, hoe meer je mensen in het algemeen vertrouwt en hoe meer je in een regio woont waarin mensen elkaar vertrouwen, dus hoe veiliger je sociale omgeving, hoe langer je leeft. Een veilige sociale omgeving draagt bij aan je gezondheid. En een minder veilige sociale omgeving werkt door een verhoogde kans op sociale stress en angst(stoornissen) negatief uit op je gezondheid.
In de referenties van dit onderzoek kwam ik ook deze interessante studie tegen: Self-rated health, generalized trust, and the Affordable Care Act: A US panel study, 2006–2014. Die laat zien dat dat gegeneraliseerde vertrouwen ook afhangt van de bestaanszekerheid die de overheid verschaft. Het vertrouwen in andere mensen nam in de VS toe nadat de Affordable Care Act (Obamacare) was aangenomen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten