Je komt soms de opvatting tegen dat het leven geen zin heeft. Maar dan wordt meestal gedoeld op een zin die een externe bron heeft, zoals een God, en die een hiernamaals in het vooruitzicht stelt.
Natuurlijk kan het leven zin hebben. Dat is de zin die je er zelf aan geeft. Of die je er samen aan geeft, want wij zijn nu eenmaal een sociale diersoort.
En we hebben er enig idee van wat het betekent om een zinvol leven te leiden. Het houdt onder meer in dat je betrokken bent bij je dagelijkse bezigheden en daarin geïnteresseerd bent, dat je ondersteunende en waardevolle relaties hebt, dat je actief bijdraagt aan het welzijn van anderen, dat je kundig en capabel bent in de bezigheden die je belangrijk vindt en dat je optimistisch kunt zijn over de toekomst.
Ook weten we dat het leiden van een zinvol leven goed is voor je gezondheid, wat eruit blijkt dat je een kleinere kans hebt op ontstekingen (in vergelijking met wanneer je "alleen maar" gelukkig bent). Zie Je gelukkig voelen is prima, maar een zinvol leven leiden is beter.
Als je dat weet, dan zou je bovenal willen dat kinderen in staat worden gesteld om een zinvol leven te leiden. En kom je meteen op de gedachte dat zulks maar heel beperkt het geval is.
Want onze kinderen groeien in een sterk onnatuurlijke sociale omgeving op. Ze brengen hun tijd vooral door met alleen de eigen ouders en daarnaast en in een gescheiden circuit met overwegend leeftijdsgenoten. Dat ligt eraan dat gezinnen historisch gezien opvallend sociaal geïsoleerd leven en dat in de scholen de leeftijdshomogene groepering domineert. Scroll maar eens door de berichten op dit blog achter het label sociaal isolement van gezinnen en het label leeftijdssegregatie.
Een en ander heeft de inmiddels bekende negatieve effecten: eenzaamheid en de stress van de statuscompetitie en het pesten wat daarbij hoort. Waar bij komt dat de leerstof op school bepaald niet altijd interesse en betrokkenheid opwekt. Geen gunstige opgroei-omgeving voor het leiden van een zinvol leven. Wat ertoe leidt dat er voor kinderen niet alleen het positieve, maar ook het negatieve ontwikkelingstraject bestaat.
Maar dat moet toch anders kunnen? Jazeker. Een voorbeeld van hoe het anders kan is hoe het opgroeien in IJsland sinds de jaren 90 van de vorige eeuw collectief, door de landelijke overheid, door de scholen en door de ouders, vorm wordt gegeven. The Atlantic besteedde er begin van dit jaar aandacht aan: How Iceland Got Teens to Say No to Drugs. (Het stond al langer op mijn lijstje, maar vandaag is het dan zover.)
Dat beleid hield onder meer in dat er middelen beschikbaar kwamen voor allerlei buitenschoolse georganiseerde activiteiten: sport, muziek, kunst, dans en wat niet al. Waardoor jongeren het gevoel kunnen hebben ergens bij te horen en de gelegenheid krijgen om dingen te doen die ze interessant vinden, om hun kundigheden te ontwikkelen en om ook iets voor anderen te doen. Om een zinvol leven te leiden.
Onderzoek liet de positieve gevolgen zien. Alcohol- en drugsgebruik verminderden sterk. Het percentage jongeren dat vier maal per week of vaker georganiseerd sport beoefent steeg van 24 naar 42. (Dat het IJslands voetbalelftal het zo goed deed op de WK van dit jaar, is wel daarmee in verband gebracht.)
Deze vorm van preventief jeugdbeleid zou natuurlijk overal gevoerd moeten worden. Denk aan
Overheidsonmacht in de jeugdzorg. Een pleidooi voor omwegbeleid.
En het is inderdaad zo dat er wereldwijd belangstelling is voor "het IJslandse Model". Volg de link naar dat Atlantic-artikel voor meer daarover.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten