We moeten het weer eens over sociale vluchtigheid hebben.
In de maatschappij die wij kennen leidt vrijwel iedereen zijn/haar leven onder de conditie van sociale vluchtigheid. Dat wil zeggen dat de meeste mensen buiten de eigen, vaak kleine, kring van vertrouwde anderen, familie, vrienden. dagelijks te maken hebben, face to face of via sociale media, met anderen die ze niet of alleen maar vluchtig kennen.
Onze sociale leefwereld is dus voor een groot deel vluchtig. Daar groeien we in op, we zijn eraan "gewend" en staan er zelden bij stil. Maar als je bedenkt dat wij een sociale diersoort zijn, die in de loop van zijn evolutie morele gemeenschapsintuïties heeft ontwikkeld, dan dringt zich aan je op dat die sociale vluchtigheid ons voor grote uitdagingen stelt. Scrol maar eens door al die berichten achter het label sociale vluchtigheid om meer te weten te komen over de aard van die uitdagingen.
Het punt is dat we in die vluchtige sociale leefwereld ons niet altijd zo maar door onze morele gemeenschapsintuïties kunnen laten leiden. We zijn daar altijd enigszins of sterk op onze hoede. Misschien komen we in een statusstrijd terecht en dan moeten we daaraan meedoen. Of voelen we de drang om daaraan mee te doen. En dan gaan we voor de zekerheid maar in de aanval. We bluffen en doen stoerder dan we eigenlijk zijn. Of we kruipen in onze schulp omdat de ander ons al heeft geïntimideerd.
Het gaat er om dat we in die sociaal vluchtige leefwereld altijd onzeker zijn over wat we kunnen verwachten en over hoe we ons het beste kunnen opstellen. Dat maakt dat we in ons leven niet alleen te maken hebben met de sociaal veilige leefwereld van de kring van vertrouwde contacten, maar ook met de sociale onveiligheid van die sociale vluchtigheid. En het is die sociale onveiligheid die maakt dat zoveel mensen lijden aan de stress van statuscompetitie en eenzaamheid en aan de psychische aandoeningen die daaruit voortkomen.
Die sociale onzekerheid is natuurlijk een informatieprobleem. Want je komt misschien met anderen in een statusstrijd terecht, terwijl geen van de betrokkenen daar op uit was. Er is vaak collectieve stoerdoenerij. Om maar niet de eigen kwetsbaarheid te laten zien. Of mensen zijn terughoudend in pogingen om contacten met anderen te leggen (een praatje maken), uit vrees om te worden afgewezen en als zwak of zielig over te komen. Of terughoudend in het vragen om hulp. Terwijl onderzoek uitwijst dat we ons beter voelen door een praatje met een vreemde en als we door anderen om hulp gevraagd worden.
Zo'n informatieprobleem blijkt er ook te bestaan in die gevallen waarin mensen een ooit vertrouwd contact, een goede vriend of vriendin, uit het oog zijn verloren. Dat kan nu eenmaal gemakkelijk gebeuren in een sociaal vluchtige maatschappij. Door verhuizing of baanverandering. Je wilde allebei contact houden, maar dat kwam er niet van. En je voelt nu schroom om opnieuw contact te zoeken. Omdat je niet weet hoe de ander dat zal opvatten. Misschien is er van de andere kant helemaal geen interesse meer in hernieuwd contact. Stel dat de ander koel reageert. Dat kan pijnlijk zijn en dus laat je het erbij.
Welnu, er is goed nieuws. Uit een serie deelonderzoeken waarover in de nieuwe studie The Surprise of Reaching Out: Appreciated More Than We Think verslag wordt gedaan, blijkt dat mensen die zich afvragen of ze "iets van zich zullen laten horen" sterk onderschatten hoe prettig de ontvangers daarvan dat zouden vinden. En die onderschatting maakt dus dat het herstel van oude vriendschappen te weinig gebeurt. Er blijkt sociale "winst" te zijn die niet tot stand komt.
Dat is dus ook een uitdaging van de sociale vluchtigheid. Schroom overwinnen en toch de stap zetten om na lange tijd weer eens iets van je te laten horen. Dat wordt dus meer op prijs gesteld dan je geneigd bent te denken.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten