dinsdag 12 juli 2022

De strijd om de democratie houdt nooit op (1) - Over waarom de Grondwet een aanhef krijgt

De Grondwetswijziging die vorige week door de Eerste Kamer werd aangenomen, houdt onder meer in dat de Grondwet een aanhef krijgt, die als volgt luidt:

De Grondwet waarborgt de grondrechten en de democratische rechtsstaat.

Bovendien wordt het bestaande artikel 120 geschrapt, waarin het de rechter niet is toegestaan om nieuw aangenomen wetten aan de Grondwet te toetsen, Tot nu toe kon de rechter wel toetsen aan de internationale mensenrechtenverdragen, zoals het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. Zie het bericht in de NRC van gisteren: Minister Hanke Bruins Slot: ‘Een grondwet moet je dus ook onderhouden’.

Dat nu ook kan worden getoetst aan de Grondwet, en dus aan de eisen van "grondrechten en de democratische rechtsstaat", is van betekenis. Mensenrechten, grondrechten, de democratische rechtsstaat, dat alles verwijst naar de morele gemeenschapsintuïties van het iedereen-telt-mee, die het morele fundament van de democratie uitmaken. En net zoals in het sociale en maatschappelijk leven die morele gemeenschapsintuïties ons ertoe aanzetten om de statuscompetitie en de statushiërarchie te onderdrukken, doen ze dat in het domein van de politiek om de vijanden van de democratie het hoofd te bieden. En dus om te voorkomen dat de democratie wordt vernietigd en vervangen door een autocratische, dictatoriale, fascistische, kleptocratische of plutocratische statushiërarchie. De innerlijke tegenstrijdigheid van de menselijke sociale natuur werkt nu eenmaal door in ons sociale, maatschappelijke én politieke leven. De strijd om de democratie houdt nooit op.

Die strijd om de democratie is daarmee onvermijdelijk ook een centraal sociaalwetenschappelijk thema. En dus is het niet verwonderlijk dat er op dit blog tot nu toe al 113 berichten aan zijn gewijd.

Uit al die berichten komt naar voren dat de democratie gevaar loopt als toenemende ongelijkheid en bestaansonzekerheid onder grote delen van de bevolking onveiligheidsgevoelens en daarmee een statuscompetitief wereldbeeld aanwakkeren. In dat wereldbeeld zijn er altijd vijanden, die bestreden en nog liever uitgeschakeld en zelfs geëlimineerd dienen te worden. Als mensen eenmaal in dat statuscompetitiepatroon terecht zijn gekomen, is er vrij spel voor wantrouwen, paranoia en samenzweringstheorieën

Ook als vijanden er objectief niet zijn, kunnen ze dan toch gemakkelijk worden "gevonden". De morele intuïtie van het iedereen-telt-mee is dan volledig uit het zicht verdwenen. Morele oproepen worden met diep wantrouwen ontvangen en als "politiek correct" en "woke" onschadelijk gemaakt. Niets lijkt het amorele wereldbeeld nog te kunnen verstoren.

Dat er nu die grondwetswijziging is aangenomen, waarin die aanhef over grondrechten en de democratische rechtsstaat kennelijk nodig werd gevonden, wijst erop dat we in een tijd leven waarin de democratie bedreigd wordt. Eerder werd zo'n aanhef niet nodig gevonden. Sociaalwetenschappelijk gezien doet dat vermoeden dat we te maken hebben gehad met toenemende ongelijkheid en bestaansonzekerheid. 

En natuurlijk wijst alles erop dat zulks inderdaad het geval is geweest. Meer ongelijkheid en meer bestaansonzekerheid waren nauwelijks verhulde, ja, vaak openlijk beleden,  doelstellingen van het neoliberale denken dat sinds de jaren zeventig van de vorige eeuw de politiek in zijn greep kreeg. Het vloeide voort uit de morele luchtledigheid waartoe het vak economie zich al langer geleden bekeerd had. 

Maar het kreeg de wind in de rug van al diegenen die dachten beter af te zijn met het inperken van het democratische iedereen-telt-mee. De overheid moest allereerst in dienst staan van marktwerking als de voornaamste, ja, enige, bron van welvaart. Dat zou zogenaamd goed zijn voor iedereen (trickle-down), maar het ging toch vooral om meer kansen om rijk te worden en te blijven voor de weinigen en te profiteren van de door bestaansonzekerheid afgedwongen inspanningen van velen. Vandaar de afbraak van de sociale zekerheid van de verzorgingsstaat en de deregulering van de arbeidsmarkt en van de woningmarkt.

Met dus als onontkoombaar gevolg dat het statuscompetitieve wereldbeeld breed ingang vond. En dat dus de democratie bedreigd werd. En dat als reactie daarop die aanhef in de Grondwet er moest komen. Wordt vervolgd. Hier het vervolg.

Geen opmerkingen: