Dat Geert Wilders met zijn eenmanspartij de PVV de grootste politieke partij is geworden, maakt het nog niet waarschijnlijk dat hij ook premier zal kunnen worden van een nieuwe regering. Niet alleen doordat hij toch maar over 37 zetels van de 150 kan beschikken, maar ook doordat hij ongrondwettelijke standpunten uitdraagt, waar de meeste andere partijen niet van zijn gediend. Gegeven zijn narcistische neiging tot alleenheerschappij, zoals in zijn eigen partij, valt ook niet te verwachten dat hij met bijvoorbeeld een vicepremierschap en een minderheidspositie in de regering genoegen zal willen nemen. Zie hier het vorige bericht.
We weten niet wat de informatie-Putters zal opleveren. Maar het zou kunnen zijn dat Wilders al verder vooruit kijkt. De situatie waarin hij verkeert, en waarin wij met hem verkeren, is een bijzonder geval van een bekend sjabloon. Het sjabloon namelijk waarin de democratie, als verwezenlijking van het iedereen-telt-mee van het gemeenschapspatroon, bedreigd wordt door een politicus en zijn gevolg, die geleid worden door de drijfveren van het statuscompetitiepatroon.
Terwijl het gemeenschapspatroon alleen horizontale drijfveren kent, het met elkaar goed voor hebben, zijn die van het statuscompetitiepatroon verticaal en dus enerzijds van boven naar beneden en anderzijds van beneden naar boven. Van boven naar beneden zijn dat de drijfveren van de leider die uit is op de alleenheerschappij en die vijanden meent te zien die overheerst dienen te worden of erger. En het zijn de drijfveren van de volgers, die diezelfde vijanden menen te zien en de leider volgen in zijn overheersingsdrang. En van beneden naar boven zijn het de drijfveren van de volgers om hun lot in de handen van de leider te leggen, om zijn alleenheerschappij in bewondering te aanvaarden.
Die twee patronen die menselijke relaties kunnen aannemen, zijn natuurlijk bekend. En evenzeer is bekend hoe die twee met elkaar in botsing kunnen komen. Toch is het belangrijk om onder ogen te zien hoe de bijbehorende motiveringen van elkaar verschillen.
In het geval van het gemeenschapspatroon en van de democratie die daarop geïnspireerd is, zijn mensen gemotiveerd om in onderling overleg het beste beleid te vinden voor iedereen. In dat overleg kunnen inzichten en meningen verschillen, maar de onderliggende motivatie is dezelfde. Mensen kunnen ergens van overtuigd zijn, maar delen de bereidheid om in overleg door anderen overtuigd te worden. Bestaande inzichten kunnen worden bijgesteld en niemand wordt geacht de waarheid in pacht te hebben.
Dat ligt fundamenteel anders in het geval van het statuscompetitiepatroon. Dan zijn er geen andere drijfveren dan aan de ene kant de wil tot alleenheerschappij en overheersing en aan de andere kant de wens om zich te voegen naar en te onderwerpen aan de leider. Daarbuiten is er geen voorkeur voor het ene dan wel het andere beleid. Laat staan een bereidheid om daar onder gelijken over te overleggen.Lees ook de fraaie analyse van de persoon en de drijfveren van Geert Wilders door de antropoloog Ginny Mooy: Wilders houdt helemaal niet van Nederland. Hij haat ons, ten diepste.
Anders gezegd, we hebben te maken met twee radicaal verschillende wereldbeelden. Het gemeenschapswereldbeeld, waarin de wereld als veilig wordt waargenomen, waarin anderen zijn te vertrouwen en waarin mensen het goed met elkaar voor hebben. En daartegenover het statuscompetitiewereldbeeld, waarin er vijanden zijn en waarin niemand is te vertrouwen. (Dat de volgelingen in de ban zijn van hun leider, is een andere toestand dan dat ze hem vertrouwen. Ze hebben zich aan hem uitgeleverd.)
Dat fundamentele verschil maakt dat communicatie over en weer ernstig wordt bemoeilijkt. Degenen bij wie het gemeenschapspatroon actief is, kunnen zich maar moeilijk voorstellen dat het bij de andere partij niet gaat om welk beleid het beste is, maar uitsluitend om het bereiken van de alleenheerschappij. Dat beleid daaraan ondergeschikt is. Ze hebben de neiging om beleidsvoorstellen van de andere partij te serieus te nemen. En er is de neiging om de kwaadaardigheid, die altijd gepaard gaat met het willen overheersen en onderwerpen, te onderschatten.
En degenen bij wie het statuscompetitiepatroon actief is, kunnen de bereidheid tot overleg van de andere partij alleen maar zien als een teken van zwakte of als een slimme manoeuvre om hen op het verkeerde been te zetten. Er kan alleen maar wantrouwen zijn. En tekenen van zwakte worden aangegrepen om te kleineren en te beledigen of om toe te slaan.
Het zou bij uitstek een taak behoren te zijn van de sociale wetenschap om voor die communicatieproblemen, en in het bijzonder voor die onderschatting van de kwaadaardigheid, te waarschuwen. Een taak die nu niet wordt uitgeoefend. Zie Heeft de sociologische theorie een blinde vlek voor kwaadaardigheid?
Wat zegt dit over de huidige politiek toestand in ons land? Wilders heeft met zijn verkiezingsoverwinning een stap gezet in de door hem gewenste richting. Maar die stap is bij lange na niet groot genoeg. Hij heeft weliswaar drie ongrondwettelijke en voor vrijwel alle andere partijen onaanvaardbare initiatiefwetsvoorstellen ingetrokken, maar heeft tegelijk verklaard dat hij aan alle ooit ingenomen standpunten vasthoudt. Dat de islam een haatzaaiende religie is die verboden zou moeten worden, is waarom hij de politiek is ingegaan. Het is en blijft het DNA van zijn partij. Het bezit van een koran en het bezoeken van een islamitische school zou met vijf jaar gevangenis bestraft moeten worden. Het bezoeken van een moskee met enkele maanden. Ambtsdragers zouden geen dubbele nationaliteit mogen hebben en mensen met een dubbel paspoort moet het kiesrecht worden ontnomen. Er zou "administratieve detentie" ingevoerd moeten worden, wat wil zeggen dat mensen zonder tussenkomst van een rechter en nog voor een veroordeling maximaal zes maanden vastgezet kunnen worden. Het parlement is een nepparlement en de rechters zijn corrupt.
Daarmee heeft hij voor de goede verstaander duidelijk gemaakt dat hij de huidige toestand ziet als een tussenstap naar de gewenste alleenheerschappij. Hij ziet nieuwe verkiezingen opdoemen met een nog grotere winst. Hij kan niet anders dan zich daardoor te laten leiden.
Die toestand heeft, naast natuurlijk de grote verschillen, enige overeenkomst met die in het Duitsland van 1932-1933. De NSDAP, de eenmanspartij van Adolf Hitler, boekte op 31 juli 1932 met 37,4 procent van de stemmen een grote verkiezingsoverwinning. Hitler eiste het kanselierschap op en stelde zich voor dat hij dan met presidentiële volmachten zou kunnen regeren. Maar hij kreeg van president Von Hindenburg het lid op de neus. Maar ook na ruim 4 procent verlies bij de verkiezingen op 4 november van dat jaar, hield hij onbuigzaam vast aan zijn aanspraak op het kanselierschap. En jawel, uiteindelijk, na veel verwikkelingen, kreeg hij zijn zin. Peter Longerich daarover in zijn biografie van Hitler:
Door zijn onwrikbare eis van een kanselierschap met presidentiële bevoegdheden was Hitler eind 1932 slechts schijnbaar op een dood spoor beland ... In werkelijkheid zette de partijleider zijn conservatieve tegenstrevers voor het blok door consequent te weigeren als gewoon minister aan een presidentieel kabinet deel te nemen of zo'n kabinet met gedoogsteun mogelijk te maken. (...) Zo had Hitler met tamelijk veel politiek vernuft al in januari 1933 een beslissende uitgangspositie voor zichzelf gecreëerd om zijn overstap naar het kanselierschap in de maanden erna tot een alomvattende machtsovername uit te bouwen. (p 330-331)
Hitler werd op 30 januari 1933 tot kanselier benoemd, terwijl hij toch niet meer dan een derde van de kiezers achter zich had. Daarna trok hij de macht in twee stadia naar zich toe:
in het eerste stadium, tot aan de zomer van 1933, werd de politieke macht grotendeels in handen van de nu duidelijk door de nazi's gecontroleerde regering gebundeld; in het tweede stadium, tot aan de late zomer van 1934, slaagde Hitler erin - vooral door zijn ingreep van 30 juni 1934 en door de overname van het ambt van rijkspresident - de conservatieven in de regering definitief buitenspel te zetten, de oppositie binnen zijn eigen partij uit te schakelen, en tenslotte een alleenheerschappij zonder enige grondwettelijke beperking op te zetten. (p. 336)
Dat was het overbekende voorbeeld van het proces waarin de strijd tussen het gemeenschapspatroon en het statuscompetitiepatroon in het voordeel van het laatste uitpakte. Met zoals evenzeer bekend vreselijke gevolgen. We zien er de ingrediënten van de beide patronen: de onwrikbare wil tot alleenheerschappij, gesteund door een felle en gewelddadige achterban, die echter naar omvang een minderheid was, en aan de andere kant de zwakte en de onderschatting van de komende gevaren.
Terug naar 2024. We zien zich in verschillende landen gebeurtenissen volgens het bekende sjabloon afspelen. In het geval van Rusland waren de democratische krachten veel te zwak ontwikkeld om de alleenheerschappij van Poetin te kunnen tegenhouden. In Polen heeft de nationalistisch conservatieve PiS acht jaar de tijd gehad om de democratie en de onafhankelijke rechtspraak af te breken, maar bij de verkiezingen eind vorig jaar waren de democratische krachten sterk genoeg om de regeringsmacht over te kunnen nemen. In de Verenigde Staten en Brazilië leek het vier jaar de verkeerde kant op te gaan, maar is de democratische rechtsstaat voorlopig sterk genoeg gebleken.
Afwachten hoe de strijd tussen het gemeenschapspatroon en het statuscompetitiepatroon in Nederland zich verder zal ontwikkelen. En of we "de beste tijden van de PVV" nog gaan meemaken.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten