Karl Polanyi (1886-1964) is een van de drie moral economists die Tim Hogan bespreekt in zijn boek The Moral Economists. En van die drie, de andere twee zijn R.H. Tawney en E.P. Thompson, eigenlijk wel de meest interessante. Het lijkt niet toevallig dat Wikipedia zes vakgebieden nodig heeft om zijn werk te kenschetsen: economic historian, economic anthropologist, economic sociologist, political economist, historical sociologist and social philosopher.
De Oostenrijks-Hongaarse Polanyi kwam in 1934 in Engeland terecht, waar Tawney zijn werk opmerkte en zich daar positief over uitliet. Tawney en Polanyi hadden gemeenschappelijk dat ze een kapitalismekritiek met een moreel fundament wilden ontwikkelen. Voor Tawney was dat, zoals we zagen, het op de Christelijke leer gebaseerde principe van de intrinsieke waardigheid van ieder mens. Omdat God mens was geworden in de persoon van Jezus, had ieder mens een vonk van heiligheid. Politiek-maatschappelijk hield dat in dat overheersing of onderdrukking van de ene mens door de ander of van de ene groep door de andere moreel verwerpelijk is en dus dient te worden bestreden.
Polanyi wilde in plaats van dat religieuze een seculier fundament. Wat diende zich daar voor aan?
Bedenk weer dat wetenschappelijke inzichten in de menselijke sociale natuur en in de morele intuïties van mensen nog niet bestonden. Sociologie en psychologie waren nog maar weinig ontwikkeld. De sociologie dreef nog op de collectivistische leer dat je het vak kon, ja, zelfs moest, beoefenen zonder enige notie van de menselijke sociale natuur. Sociale feiten hoorden uit andere sociale feiten verklaard te worden. In de psychologie heerste het behaviorisme, dat inhield dat er geen noemenswaardige menselijke natuur bestaat anders dan het vermogen om op prikkels, beloningen en bestraffingen, te reageren. In beide gevallen werd de mens gezien als ontstegen aan de evolutie. (Van die twee vakken heeft de psychologie sindsdien geloof ik meer vooruitgang geboekt dan de sociologie, maar dat terzijde.)
Wat zich voor Polanyi, en voor anderen, aandiende, was het vroege werk van Karl Marx. Dat stond nog maar recent in de belangstelling. In 1932 waren in Duitsland de Frühschriften verschenen. Daaruit werd duidelijk dat Marx naar de mensheidsgeschiedenis keek met een notie van de menselijke (sociale) natuur, van een "volledig menszijn" (Gattungswesen), dat afhankelijk van de heersende maatschappelijke verhoudingen wel of niet tot uiting komt. Niet dus onder de verhoudingen van het kapitalisme, want die brengen "vervreemding" voort.
Dat zette Polanyi op het spoor van een menselijke sociale natuur die naar voren komt uit, zich laat zien in, het verloop van de mensheidsgeschiedenis. Want het wijst ergens op dat mensen zich verzetten tegen de vervreemding die ze in die kapitalistische verhoudingen moeten ondergaan. Namelijk op het bestaan van een vermoeden, van een intuïtie, dat die verhoudingen ook anders zouden kunnen zijn. Zelfs: beter zouden kunnen zijn. Tim Hogan daarover (met citaten van Polanyi tussen aanhalingstekens):
It was not God that we come to know in recognizing the human personality in our peers and ourselves. It was "the assurance of the perfect thing," the "idea" of society after the phenomenon of self-estrangement had been overcome. It was "in the nature of man" to resist self-estrangement once he recognized it; "not to accept the bad actuality," i.e., unreformed capitalism, "which is his own contradiction of himself." That instinctive response, moreover, played a crucial role in precipitating the crisis which would generate new forms of life. Indeed, this human response was inspired by the idea of the social life that would be realized in the refusal to "accept the bad actuality." "There is that in man which is already the assurance of the perfect thing," namely this idea of society enriched by the division of labor but untroubled by the problem of self-estrangement. (...)
"The true nature of man rebels against Capitalism. Human relationships are the reality of society. In spite of the division of labour they must be immediate, i.e. personal. The means of production must be controlled by the community. The human society will be real, for it will be humane: a relationship of persons. (p. 75)
Met andere woorden: mensen hebben persoonlijke relaties, gemeenschapsrelaties, nodig om volledig mens te zijn en die neemt het kapitalisme hen af. En ze zijn in staat om daar een besef van te hebben en om zich een betere maatschappij voor te stellen. En om daar naar te streven. Uit het verloop van de geschiedenis kunnen we dus de mens leren kennen.
Die overgang van die religieuze fundering van Tawney naar de historische van Polanyi is dus een winst aan empirie. Polanyi had nog niet de beschikking over het sociaalwetenschappelijke en neurofysiologische onderzoek waar ik me op kon baseren in Een sociologie die ertoe doet. Maar hij kon wel, aan de hand van de vroege Marx, naar de geschiedenis kijken en naar hoe die door mensen tot stand komt. En daaruit kun je dus heel wat leren over de menselijke sociale natuur.
Tegen deze achtergrond begon Polanyi aan het schrijven van zijn hoofdwerk, The Great Transformation, dat in 1944 verscheen. Dat boek kwam op dit blog al eens kort aan de orde in het bericht Is groei BBP een noodzakelijke voorwaarde voor groei Brede Welvaart? Wordt vervolgd. Hier het volgende bericht.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten