maandag 15 juni 2015

Verandert je persoonlijkheid bij het volwassen worden? Hoe? En waardoor? En waar wijst dat op?

Omdat we onze kinderen en adolescenten buiten het gezin extreem naar leeftijd gesegregeerd laten opgroeien, creëren we voor hen een sociale omgeving die uitlokt tot statuscompetitie. Terwijl je zou wensen dat al onze pubers in hun sociale leven vriendschapsdoelen nastreven, blijkt dat veel van hen gericht zijn op de competitie om status.

Dat laatste is te betreuren, want we weten dat het nastreven van status samen gaat met problemen op sociaal vlak en daarover piekeren en met meer agressie, minder gevoel van autonomie, minder goede relaties met anderen, minder persoonlijke groei, minder pro-sociaal gedrag, meer angstgevoelens en eenzaamheid en meer faalangst. Zie het bericht Vriendschap? Of status? Waar het sociale leven van de adolescent om draait.

Maar wat mag je dan verwachten als pubers ouder worden en jong-volwassen zijn?

Uit onderzoek valt op te maken dat er bij het jong-volwassen worden persoonlijkheidsveranderingen optreden. Een mooi overzicht van dat onderzoek geeft de pas verschenen studie What Accounts for Personality Maturation in Early Adulthood? (betaalpoort).

De onderzoekster, Wiebke Bleidorn van de Universiteit Tilburg en de Universiteit van Californië, laat zien dat mensen bij het ouder worden, te beginnen met de jong-volwassenheid, hoger gaan scoren op drie persoonlijkheidskenmerken, namelijk: emotionele stabiliteit (tegenover neuroticisme), mildheid (tegenover bazigheid) en zorgvuldigheid/ordelijkheid (tegenover wanordelijkheid). En als je die drie bekijkt, dan kun je wel zeggen dat je het over gunstige veranderingen hebt.

Waardoor ontstaan die veranderingen? Zijn ze inherent aan het ouder worden? Of hebben ze er misschien ook mee te maken dat wij bij de overgang naar de jong-volwassenheid (eindelijk) verlost raken van die leeftijdshomogene sociale omgeving die ons door de vormgeving van het onderwijs zo wordt opgedrongen?

Ja, voor dat laatste zijn inderdaad aanwijzingen. Bleidorn noemt longitudinaal onderzoek waar uit blijkt dat persoonlijkheidsverandering heel snel optreedt nadat het onderwijs wordt verlaten. En omdat die verandering niet optrad bij de controlegroep, de groep dus die ook ouder werd, maar niet het onderwijs verliet, is dat er een aanwijzing voor dat die gebeurtenis, het achter je laten van die leeftijdshomogene sociale omgeving van de school, de oorzaak is van die persoonlijkheidsverandering.

Ik moet er wel bij vermelden dat die verandering alleen betrekking had op een toename van zorgvuldigheid/ordelijkheid. Maar uit een cross-culturele studie bleek dat in culturen met een overgang naar (de sociale omgeving van) betaald werk op jongere leeftijd, die gunstige veranderingen in emotionele stabiliteit, mildheid en zorgvuldigheid/ordelijkheid ook eerder optreden. Zie Personality Maturation Around the World: A Cross-Cultural Examination of Social-Investment Theory.

Waar wijst dat op? Het doet vermoeden dat wij met die kunstmatige leeftijdssegregatie in onze scholen de persoonlijkheidsontwikkeling van onze kinderen en pubers negatief beïnvloeden.

Want het grote verschil tussen die sociale omgeving van het onderwijs en die van het werk lijkt toch te zijn dat je op het werk veel meer dan op school met anderen van verschillende leeftijden in aanraking komt.

Die leeftijdssegregatie, en dus statuscompetitie, op scholen zou dus wel eens er toe kunnen leiden dat onze kinderen minder emotioneel stabiel, baziger en wanordelijker zijn dan zou hoeven.

Geen opmerkingen: