dinsdag 28 mei 2019

Waarom zou je de euro laten voortbestaan als die niet gebruikt wordt om de welvaartswinsten die mogelijk zijn ook te realiseren?

Hoe staat het er eigenlijk voor met de eurocrisis? Mijn laatste bericht daarover dateert al weer van ruim een jaar geleden: Paul de Grauwe herinnert er nog eens aan dat de euro zonder gezamenlijke aansprakelijkheid niet levensvatbaar is.

Zijn er intussen maatregelen genomen om die crisis op te lossen? Nee, dat is duidelijk niet het geval. Hoewel er niet meer de acute vrees bestaat dat de muntunie uiteen zal vallen, zijn de onderliggende problemen bepaald niet opgelost.

De EMU (Economische en Monetaire Unie) werd opgezet in de jaren 90 van de vorige eeuw en werd bezegeld met het Verdrag van Maastricht in 1992. Dat was in de hoogtijdagen van het neoliberalisme.
Het was toen nog niet bon ton om dat woord te gebruiken, vanwege de toen heersende mening dat het hier niet ging om een ideologie, maar om een stelsel van objectieve economische inzichten. Daar is bijna iedereen ondertussen anders over gaan denken.
Dat hield in dat allerwegen de overtuiging heerste dat alle economische problemen konden worden opgelost door "hervormingen". Hervorming was het toverwoord en iedereen knikte instemmend als dat woord voorbijkwam. Het ging erom dat meer op de werking van de markt moest worden vertrouwd en minder op wat de overheid zou kunnen doen. Niet alleen moest de overheid een kopje kleiner worden gemaakt, ook moest het inzicht dat de overheidsbegroting een stabiliserende functie voor de economie zou kunnen hebben, overboord worden gezet.

Met die "hervormingen" en een verbod op hoge begrotingstekorten, zoals vastgelegd in dat Verdrag van Maastricht, zou alles goed komen. En voor het monetaire beleid betekende een en ander dat alles erop gericht moest zijn om de inflatie op of dicht tegen de 2 procent te houden. Een werkgelegenheidsdoelstelling was taboe, want het waren immers die "hervormingen" die daar voor zouden zorgen. Bovendien was oplopende werkloosheid soms nodig om de lonen te laten dalen en dat was weer nodig om "concurrerend" te kunnen zijn.

De onvolkomenheden in deze redeneringen kwamen hardhandig aan het licht bij het uitbreken van de Grote Financiële Crisis in 2008 - 2010. Ik citeer even uit dat vorige bericht over de ontwerpfout waar Paul de Grauwe op wees:
Na de introductie van de euro ontstond de indruk, die ook niet werd weersproken, dat de obligaties van de eurozonelanden allemaal even veilig waren. Daardoor ontstonden er grote kapitaalsstromen naar de zuidelijke eurolanden. Denk aan de prachtige tolwegen die in Spanje werden aangelegd, waar nauwelijks op wordt gereden.
Toen de crisis uitbrak, bleek ineens dat de leningen aan die landen niet gegarandeerd werden. Ze hadden immers geen eigen centrale bank meer en de Europese Centrale Bank mocht niet te hulp schieten. Het had toen misschien nog goed kunnen worden opgelost, met wat goede wil van Duitsland en Nederland. Maar het werd al snel duidelijk hoe de zaken er voor stonden na de verklaring van Angela Merkel dat elk land afzonderlijk, en niet Europa gezamenlijk, garant moest staan voor zijn financiële instituties. Geen gezamenlijke aansprakelijkheid, dat was de voorwaarde waaronder Duitsland met de euro akkoord was gegaan.
Goed doordacht was dat natuurlijk niet. Want toen kwamen de problemen. De kapitaalsstromen gingen retour naar de landen die de fondsbeheerders veilig vonden, dus naar Duitsland en Nederland. Die daardoor heel lage rentes konden gaan betalen, waar snel stijgende rentes voor de zuidelijke landen tegenover stonden. Er kwam een run uit de landen die als zwak werden gezien. Zo zwak waren ze ook weer niet, maar waarom zou je hun obligaties opkopen als je binnen dezelfde muntunie ook bij veiliger landen terecht kunt?
Die run had tot het uiteenvallen van de euro kunnen leiden, als niet Mario Draghi had ingegrepen met zijn whatever it takes. Waar Duitsland en Nederland zich wel bij moesten neerleggen.
Maar het probleem zelf is daarmee niet afdoende opgelost.
Dat laatste blijkt er bijvoorbeeld uit dat, in tegenstelling tot de oorspronkelijke convergentiedoelstelling, de economieën van de centrale en de zuidelijke eurozonelanden na 2008 sterk uiteen zijn gaan lopen (zijn gaan divergeren). Die ontwikkeling van hoge werkloosheid, armoede en stagnatie in Italië, Griekenland, Portugal en Spanje tegenover economische groei in Duitsland en Nederland wordt uitgebreid geanalyseerd door Philip Poppitz in Multidimensional inequality and divergence: The Eurozone crisis in retrospect, dat besluit met:
Because divergence seems to be remaining high, European policies aimed at economic convergence and social cohesion are needed now more than ever. Otherwise, doubts as to the perspectives of the euro will continue to arise, and macroeconomic policies for the whole euro area will face increasing policy trade-offs amid the high heterogeneity within the monetary union.
En zie in het bijzonder ook deze analyse van Servaas Storm van de stagnatie van de Italiaanse economie sinds 2009: Lost in deflation:Why Italy’s woes are a warning to the whole Eurozone. Waarin hij erop wijst, tegen de heersende opinie in, dat die stagnatie er vooral ook aan moet worden toegeschreven dat de Italianen wat betreft de naleving van de regels van de eurozone (bezuinigingen en hervormingen) roomser dan de Paus zijn geweest. Het waren immers Italiaanse economen die de boodschap verkondigden dat door bezuinigingen de economie snel weer zou gaan groeien. Zie De oorsprong van de bezuinigingszeepbel uit 2012.

Dat er echt wat moet veranderen in de opzet van de muntunie lijkt nu eindelijk in bredere kring door te dringen. Die oorspronkelijke ontwerpfout bestaat eruit dat landen hun eigen centrale bank hebben opgegeven en dat de ECB, die daarvoor in de plaats is gekomen, alleen beleid mag voeren voor de eurozone als geheel.

Dat betekent dat er zich in tijden van crisis zogenaamde landenspecifieke schokken kunnen voordoen. Zoals omschreven in het citaat hierboven over Paul de Grauwe. Door toetreden tot de euro zijn landen de aanpassingsmechanismen kwijtgeraakt van begrotingspolitiek, wisselkoersen en eigen monetair beleid. De Grauwe pleit daarom voor risicodeling tussen eurozonelanden.

Dat kan op verschillende manieren. László Andor, die van 2010 tot 2014 lid was van de Europese Commissie , pleit al langer voor een basis werkloosheidsverzekering voor de eurozone, die landen zou helpen om schokken op te vangen.

Maar nu is vooral een budgettaire stabilisatiefunctie in discussie, inhoudende dat de eurzonebegroting wordt uitgebreid met een schokfonds, waarin landen elk jaar geld inleggen waaruit kan worden uitgekeerd aan landen die in tijden van crisis in de problemen zijn gekomen.

Het voorstel van zo'n schokfonds is al vorig jaar gedaan door het IMF. Ons eigen Centraal Planbureau heeft zich nu gebogen over de mogelijkheden van zo'n schokfonds: Een budgettaire stabilisatiefunctie.

Het CPB laat zien dat zulke landenspecifieke (asymmetrische) schokken veel voorkomen en dat landen inderdaad slecht zijn toegerust om ze geheel zelfstandig op te vangen. En dat zulks een groot verschil is met een normale muntunie, zoals die bestaat tussen de staten van de Verenigde Staten.

De conclusie is dan ook dat het goed zou zijn om ook de euro meer vorm te geven als een normale muntunie. Dat wil zeggen, het CPB komt tot de conclusie dat invoering van een schokfonds welvaartsverhogend is.

Maar het valt op dat daar meteen aan wordt toegevoegd dat invoering  niet nodig is voor het voortbestaan van de euro.

Want er zijn ook andere, deels al bestaande middelen. De bankenunie en kapitaalmarktunie kunnen vervolmaakt worden. En er zijn al uitzonderingsclausules op de begrotingsregels en er is het Europese Stabiliteitsmechanisme (ESM).

Maar om daar voor in aanmerking te komen moeten landen natuurlijk weer aan de voorwaarden voldoen van de "solide begrotingspositie".

Ik vind het eigenaardig. Want waarom zou je de euro laten voortbestaan als die niet gebruikt wordt  om de welvaartswinsten die mogelijk zijn ook te realiseren?

Ook het CPB gaat kennelijk nog uit van die neoliberale fantasie dat met een "solide begrotingspositie" altijd alles goed komt. En dat bezuiniging dus altijd de aangewezen weg is om uit de problemen te komen. De gevolgen daarvan voor de vraag en dus voor de kans op langdurige stagnatie, zoals Servaas Storm die beschrijft voor Italië, nee, die blijven buiten beschouwing.

Maar toch, mooi dat er nu eindelijk discussie is over wat er echt nodig is om de euro goed te laten werken. Met echt oog voor de te boeken welvaartswinsten, ook voor de landen die er tot nu toe zo bekaaid afkomen.
De problemen met de euro zijn juist ook sociaalwetenschappelijk interessant, want het gaat hier om een probleem van zelforganisatie, niet tussen personen, maar tussen nationale staten. Zie nog eens, uit 2012, De eurocrisis als voorbeeld van falende zelf-organisatie.

Geen opmerkingen: