Update. Zie nu ook deel 8 van deze reeks: Wat is eigenlijk een sociaal probleem? De socioloog kan het je niet vertellen.Als het vak sociologie zich zou baseren op het inzicht van de ambivalente menselijke sociale natuur en op het inzicht dat van de twee sociale evenwichten die daaruit voortkomen het gemeenschapsevenwicht te prefereren valt boven het statuscompetitie-evenwicht, dan zou dat kunnen helpen om het vak maatschappelijk belangrijker te maken. Zie hier het vorige deel van deze reeks berichten.
Het theoretische construct van het gemeenschapsevenwicht zou dan richtinggevend werken voor onderzoeksvragen en voor beleidsadvisering. Het gaat dan om onderzoek naar de voorwaarden waaronder dat gemeenschapsevenwicht meer aanwezig is en over beleid om die voorwaarden dichterbij te brengen. Denk wat dat laatste betreft maar even aan de gedachte van het omwegbeleid.
Allerlei bestaand sociologisch onderzoek gaat natuurlijk al over die voorwaarden. Het zou vreemd zijn als dat niet zo was. Alleen, het is verspreid over allerlei theoretische aanzetten.
Een boeiende vraag is nu in hoeverre een en ander geïntegreerd kan worden in het kader van die drie stellingen van de Dual Mode-theorie, de theorie dus die zich rekenschap geeft van die ambivalente sociale natuur.
Ik moest in dat verband denken aan het onderzoek in het kader van de sociale contact-hypothese. Zie daarover de eerdere berichten Meer contact helpt tegen vooroordelen en tegen (gewelddadige) conflicten. En over hoe dat komt en Minder anti-immigrantensentiment door meer sociaal contact - Nieuwe aanwijzingen.
De aanduiding sociale contact-hypothese wijst er al op dat het hier niet gaat om een in een algemener theoretisch kader ingebedde aanzet. Maar dat kader is er dus wel. Want we weten dat de kans op gemeenschapsgedrag (of pro-sociaal gedrag) en dus op een beweging in de richting van het gemeenschapsevenwicht groter is als mensen meer met elkaar vertrouwd zijn. Onderlinge vertrouwdheid schept een gevoel van veiligheid, een toestand waarin statuscompetitie niet aan de orde is. Zie Draait alles om vertrouwdheid?
En die sociale contact-hypothese past daar precies in. Want hoe meer contact er tussen mensen is geweest, hoe meer ze met elkaar vertrouwd zijn. En dus hoe meer ze elkaar vertrouwen en hoe meer ze onderling, elkaar versterkend, gemeenschapsgedrag zullen vertonen.
Het is natuurlijk niet toevallig dat die sociale contact-hypothese in de sociologie, en breder de sociale wetenschap, is opgekomen. De oorsprong ervan ligt in het werk van Gordon Allport in de jaren vijftig van de vorige eeuw, waarin het ging om hoe mensen in de smeltkroes van een immigrantenmaatschappij kunnen leren om samen te leven. Want in de hedendaagse samenlevingen is die onderlinge vertrouwdheid altijd maar beperkt aanwezig.
In dat verband is er nu de pas verschenen studie Humans adapt to social diversity over time. De onderzoekers analyseerden datasets die beschikbaar waren voor meer dan 100 landen over een periode van 20 jaar.
Ze komen tot de conclusie dat een toename van (religieuze) diversiteit aanvankelijk leidt tot een verlaging van de kwaliteit van leven (een index waarin geluk, tevredenheid met het leven en de zelf-gerapporteerde gezondheid zijn gecombineerd), maar dat dit effect na verloop van tijd verdwijnt.
En dat verdwijnen kan er aan worden toegeschreven dat het sociale contact tussen groepen toeneemt en daarmee het onderlinge vertrouwen. Samengevat in het onderstaande plaatje:
Een toename van diversiteit heeft dus aanvankelijk tot gevolg dat het gemeenschapsevenwicht verder weg komt te liggen, maar als je op de langere termijn kijkt, dan zie je dat het door meer contact en daardoor meer onderling vertrouwen weer dichterbij komt.
En wat beleidsadvisering betreft, wijst dit dus op het belang van sociale contacten en daarmee op het bevorderen van de voorwaarden waaronder die contacten tot stand komen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten