maandag 25 mei 2020

Psychische aandoeningen en de mismatch tussen aanleg en omgeving - 4

Er lijkt dus een gemeenschappelijke factor, de p-factor, ten grondslag te liggen aan de vele verschillende vormen van psychische aandoeningen. Een eerste benadering van wat die factor inhoudt is een verwardheid in gedachten en manier van denken en een beheerst worden door irrationele, ongewenste gedachten. Zie het vorige bericht in deze reeks.

Caspi en Moffitt staan stil bij zowel genetisch als neurologisch onderzoek dat aanwijzingen verschaft in lijn met het bestaan van die p-factor. Uit een meta-analyse van fMRI-studies waarin mensen met verschillende psychische aandoeningen werden vergeleken met een controlegroep van mensen zonder zulke aandoeningen, bleek dat er verschillen waren in hersenactiviteit, met nauwelijks differentiatie tussen die aandoeningen (schizofrenie, bipolariteit, obsessief-compulsieve stoornis, angststoornis en depressie). Uit ander onderzoek bleek het vooral te gaan om hersengebieden die betrokken zijn bij aandacht en cognitieve controle, in het bijzonder bij het registreren en verwerken van informatie. Informatie van buitenaf, maar ook informatie over de eigen gedachten en emoties.

Daar komen de duidelijke aanwijzingen bij dat er invloeden vanuit de omgeving een rol spelen die gemeenschappelijk zijn aan vrijwel alle psychische aandoeningen en die kunnen worden samengevat als: blootstelling aan trauma. Caspi en Moffitt gaan in het bijzonder in op het trauma van kindermishandeling (fysiek, seksueel, emotioneel en emotionele verwaarlozing). En noemen in dat verband drie onderzoekslijnen.

Zo is er als eerste het onderzoek dat laat zien dat kindermishandeling bij vrijwel alle psychische aandoeningen een rol heeft gespeeld (p.838-839):

it is more difficult to identify a disorder to which childhood maltreatment is not linked than to identify a disorder to which it is linked with specificity (91). Childhood maltreatment is a risk factor in the history of people with mood disorders, anxiety disorders, behavioral disorders, and substance use disorders as well as schizophrenia, psychosis, and psychotic-like experiences and symptoms (92–94). Childhood maltreatment also predicts disorder that is comorbid, persistent, and even treatment resistant (95–97).
 
Ten tweede blijkt het voor de aard van de gevolgen niet veel uit te maken om welke vorm van mishandeling het gaat. 

En tenslotte zijn er aanwijzingen dat het niet alleen gaat om de vroege jeugd, maar juist ook om stressvolle ervaringen in de adolescentie, die ernstige en moeilijk behandelbare gevolgen kunnen hebben. Caspi en Moffitt verwijzen naar het overzichtsartikel Heightened stress responsivity and emotional reactivity during pubertal maturation: Implications for psychopathology

Daarin gaat het erover dat er juist in de adolescentie een verhoogde reactiviteit is op ervaren stress en emoties. Dat zal er ongetwijfeld aan liggen dat adolescenten zich moeten zien te handhaven in de leeftijdshomogene groep van medeleerlingen. Die verhoogde reactiviteit is voor sommigen een meer of minder succesvolle aanpassing aan die stressvolle omgeving, maar hangt bij grotere kwetsbaarheid samen met die psychische aandoeningen die juist vaak in deze leeftijdsperiode de kop opsteken (depressie, angststoornis, eetproblemen, verslaving, schizofrenie).  Denk in dat verband ook aan de negatieve lange-termijn effecten van pesten en gepest worden.

Over wat deze drie lijnen nu eigenlijk inhouden over de aard van die p-factor en vooral over de oorzaken ervan meer in het volgende bericht. Waarin het ook zal gaan over de implicaties voor behandeling en preventie. Zie hier deel 5.

Geen opmerkingen: