donderdag 19 november 2020

Er is niet alleen het morele, maar ook het sociale kompas - Over de Toeslagenaffaire en het neoliberalisme als statuscompetitiecultuur

In de column van vandaag van de onvolprezen Sheila Sitalsing kom je het zinnetje tegen "Terwijl er ook nog zoiets bestaat als je eigen morele kompas". Dat slaat op de voormalige directeur-generaal van de Belastingdienst en een ex-directeur van de dienst Toeslagen, die getuigden voor de Parlementaire ondervragingscommissie Kinderopvangtoeslag, die de ontsporing bij de dienst Toeslagen van de Belastingdienst in het opsporen en sanctioneren van fraude onderzoekt. 

We moeten afwachten wat het eindrapport van die Commissie nog zal toevoegen aan wat we al weten. Al wel duidelijk is dat die fraudeaanpak volstrekt is doorgeschoten. Bij de opsporing werd speciaal gelet op ouders met een dubbele nationaliteit. De kinderopvangtoeslag van duizenden ouders werd ten onrechte stopgezet. Ook bij kleine onvolkomenheden moesten ontvangen toeslagen geheel worden terugbetaald, terwijl de Belastingdienst weigerde mee te werken aan schuldhulpverlening door gemeenten. Veel gezinnen kwamen in grote financiële problemen.

Eerder dit jaar was er al de Adviescommissie Uitvoering Toeslagen (commissie-Donner), die adviseerde dat ouders dienden te worden gecompenseerd. Daarbij speelde de complicatie dat er enerzijds een groep ouders is die slachtoffer werd van de vooringenomenheid bij de opsporing, Maar anderzijds ook een groep gedupeerden die strikt genomen wel volgens de wet was behandeld, maar die toch compensatie verdiende vanwege "de buitenproportionele hardheid" van de wet.

Dat laatste wijst erop dat de ontsporing zich niet alleen afspeelde bij de uitvoerende macht, maar ook bij de wetgevende macht. Ik stond daar al in 2014 bij stil in het bericht Is er naast een cultuur van bedrog bij banken ook een cultuur van vernedering bij uitkeringsinstanties? Daarin ging het over de Fraudewet van 2013, die onderdeel is van het bestuursrecht. Terwijl in het strafrecht kwade opzet dient te worden aangetoond, moet in de Fraudewet de uitkeringsgerechtigde aantonen dat hij het niet zo bedoelde, dat zijn nalatigheid niet of verminderd verwijtbaar is. "Wat is er met onze politici aan de hand dat ze zo een wet hebben aangenomen?" vroeg ik me toen al af. En ik was niet de enige want de Raad van State had over die wet negatief geadviseerd.

En denk in dezelfde lijn ook aan de Participatiewet, de Wmo2015 en de Jeugdwet, waarmee het sociale domein werd gedecentraliseerd. Gecombineerd met bezuinigingen leidde dat tot een toename van bestaansonzekerheid en rechtsonzekerheid voor een grote groep burgers. Ook daar: ontsporing.

Bij dat alles komt dat die Toeslagenaffaire slechts met veel moeite en volharding, van Tweede Kamerlid Pieter Omtzigt en RTL-verslaggever Pieter Klein, boven tafel is gebracht. De Belastingdienst heeft tot het uiterste geprobeerd om openbaarmaking van belangrijke stukken tegen te houden. Kennelijk was er nog een restje van dat morele kompas aanwezig, het restje namelijk dat vertelde dat hier iets het daglicht niet kon verdragen.

Terug naar dat morele kompas. Sociaalwetenschappelijk gezien, bestaat dat kompas eruit dat wij met morele gemeenschapsintuïties zijn toegerust, intuïties die ons influisteren dat we met anderen rekening dienen te houden, dat we anderen niet moeten willen overheersen en dat we rechtvaardigheid behoren na te streven. 

Maar we weten dat mensen naast dat morele kompas ook een sociaal kompas hebben. Waarmee we onze sociale omgeving aftasten. Als anderen om ons heen duidelijk handelen volgens dat morele kompas, dan aarzelen we niet om hetzelfde te doen. Dan zijn we onderdeel van een morele gemeenschap. En helpen we met ons gedrag mee om die in stand te houden.

Maar er kunnen ook signalen zijn die wijzen op een ander soort sociale omgeving, die van de statuscompetitie. Die signalen kunnen ons morele kompas gemakkelijk buiten werking stellen. En je kunt wel zeggen dat zulke signalen er waren, zowel bij de toepassing van die Fraudewet op het sanctioneren van uitkeringsgerechtigden als bij de Toeslagenaffaire. Er waren groepen mensen die hoorden te worden aangepakt, die een lesje moest worden geleerd, die het er naar gemaakt hadden om te worden overheerst. Sheila Sitalsing daarover:

Want er is een fundamenteel verschil tussen een wens tot strengheid van ‘de politiek’ en het schenden van de rechtsbescherming van burgers, zoals bij de dienst Toeslagen gebeurde. Daar stuurde een overenthousiast team triomfantelijke berichten rond waarin werd gejoeld over ‘afpakjesdag’ en over ‘een license to disturb’ – in onze dromen zijn we allemaal weleens Rambo.

Maar niet alleen onder uitvoerders, ook onder wetgevers kan dus een cultuur van statuscompetitie ontstaan. Een cultuur waarin je niet voor de zwakkeren opkomt, maar hen integendeel inwrijft dat ze hun zwakte aan zichzelf te wijten hebben. Waarin je alleen met tegenzin en vol wantrouwen wetten aanneemt die uitkeringen en toeslagen mogelijk maken. Waarin je de verzorgingsstaat niet als een groot goed ziet, als de institutionalisering van onze gemeenschapsintuïties, maar hoogstens als een noodzakelijk kwaad.

Een ander woord voor die cultuur van statuscompetitie is: neoliberalisme.

Geen opmerkingen: