dinsdag 15 september 2020

Een wettelijke taakopdracht tot maatschappelijk verantwoord ondernemen - Over morele intuïties en het domein van de markt

Wat mogen we van ondernemingen verwachten? Natuurlijk dat ze zich net als iedereen aan de wet houden. Maar er is naast de wet ook nog de moraal. Dus het geheel van onze gemeenschapsintuïties, die gaan over elkaar bijstaan, of in ieder geval elkaar geen schade berokkenen, en over eerlijk delen. Dat zijn inderdaad intuïties, dus geen vastomlijnde inzichten die voor alle omstandigheden in wetsteksten vertaald kunnen worden. Vandaar dat we naast en boven en onder de wet ook altijd nog de moraal hebben.

Daarom verwachten we van elkaar, als "natuurlijke personen", niet alleen het volgen van de wet, maar ook moreel gedrag. Een helpende hand toesteken als dat nodig is, eerlijk delen, elkaars autonomie respecteren en loyaal zijn. En omdat het in dit geval om inbedding in persoonlijke relaties gaat, creëren we dat morele gedrag met elkaar. We verwachten het van elkaar en het voelt meestal goed om aan die verwachtingen te voldoen. In die gevallen waarin we verwachtingen beschamen, laten anderen ons weten dat ze teleurgesteld of zelfs boos zijn. Wat ons weer herinnert aan het belang van moreel gedrag in het sociale verkeer. Moreel gedrag is dus een uitkomst van een sociaal proces, zoals ook pro-sociaal gedrag dat is.

Maar ondernemingen, en dus hun directeuren, opereren meestal niet in dat web van persoonlijke relaties. Ze zijn marktdeelnemers en hebben in die hoedanigheid vooral vluchtige, onpersoonlijke en zelfs anonieme relaties met anderen. Maar hun gedrag kan voor die anderen wel grote gevolgen hebben. 

Dat is een sociale omgeving die niet als vanzelf moreel gedrag doet ontstaan. En hoewel mensen morele wezens zijn, zijn ze niet onvoorwaardelijk moreel. Als moreel gedrag niet verwacht wordt, kun je er dus niet van uitgaan dat anderen zich moreel gedragen. Er is dan dus niet de sociale veiligheid die moreel gedrag uitlokt. Sterker, op de markt concurreer je met elkaar. 

Een sociale omgeving dus die gemakkelijk dat andere patroon, dat van de statuscompetitie uitlokt. In de aanvalsvariant, anderen de loef afsteken of te slim afzijn, of in de verdedigingsvariant. En dan kan  moreel gedrag geheel of gedeeltelijk uit het zicht verdwijnen. Dat kan dus betekenen dat een en dezelfde persoon zich binnen dat web van persoonlijke relaties als vanzelfsprekend moreel gedraagt en als ondernemingsdirecteur morele normen aan zijn laars lapt. Denk aan Bankiers zijn, als bankiers, oneerlijk - Dat wijst op een bankencultuur van bedrog.

Er is dus naast dat domein van de persoonlijke relaties ook het domein van de markt. Maar er is ook nog het domein van de democratische overheid, van wat wij met zijn allen willen. Denk aan het OMOP-schema. En wij met zijn allen kunnen via het democratische proces te kennen geven wat wij van marktdeelnemers, van ondernemingen en ondernemingsdirecteuren, verwachten.

Precies daarover gaan de discussies over "maatschappelijk verantwoord ondernemen". Discussies die niet toevallig de kop weer opsteken nu een periode van neoliberalisme op zijn eind lijkt te lopen. Waarin het Friedman-adagium domineerde dat ondernemingen niets anders behoren te doen dan het behartigen van de belangen van de aandeelhouders. Natuurlijk met als restrictie dat ze zich aan de wet dienen te houden. Maar afgezien daarvan zou het speelveld vrij moeten zijn van morele verwachtingen. Dat speelveld zou immers de wonderlijke eigenschap hebben dat het juist ook zonder verwachtingen van moreel gedrag tot voor iedereen heilzame uitkomsten zou leiden. U weet wel, de beroemde onzichtbare hand.

We zagen al dat nog voor deze periode een aanvang nam, in 1965, Kenneth Boulding zich in de discussie met Milton Friedman met argumenten tegen deze opvatting keerde. Lees nog eens de reeks berichten die ik daaraan wijdde, te beginnen met Wat mogen we van ondernemingen verwachten? En over Milton Friedman en Kenneth Boulding. Nu we de gevolgen van dat Friedman-adagium hebben meegemaakt, gaan we inzien dat we misschien beter naar Kenneth Boulding hadden moeten luisteren.

In dat kader is het boeiend om te zien dat er nu weer, geheel in de geest van Kenneth Boulding, gepleit wordt voor het expliciet en wettelijk invoeren van morele verwachtingen voor het gedrag van ondernemingen. Zie het pleidooi van 25 Nederlandse hoogleraren dat verscheen in het blad OndernemingsrechtNaar een zorgplicht voor bestuurders encommissarissen tot verantwoorde deelname aan hetmaatschappelijk verkeer.  Hier is de samenvatting: 

De liberalisering van de kapitaalmarkten heeft als neveneffect dat andere productiefactoren verhoudingsgewijs aan belang hebben ingeboet. Het denken in aandeelhouderswaarde is in de praktijk dominant geworden, ook in de Nederlandse context. De norm van het vennootschapsbelang waarborgt blijkens periodieke maatschappelijke erupties onvoldoende dat vennootschappen zich daadwerkelijk verantwoordelijk gedragen in de samenleving. Om die reden bepleiten 25 hoogleraren ondernemingsrecht de introductie van responsible corporate citizenship in de wettelijke taakopdracht van bestuurders en commissarissen. Bestuurders dienen ervoor te zorgen dat de vennootschap aan het maatschappelijk verkeer deelneemt als een verantwoordelijke vennootschap; commissarissen houden hierop toezicht. Verder stellen zij voor in de wet op te nemen dat vennootschappen een statutaire bestaansgrond (purpose of raison d’être) kunnen formuleren. Daarmee leggen zij op vrijwillige basis hun uiteindelijke doel en hun leidende beginselen vast. Over de verantwoordelijkheid voor de impact van de vennootschap op menselijk, sociaal en natuurlijk kapitaal kan expliciete verantwoording in de jaarstukken worden voorgeschreven. Zo kan het vennootschapsrecht de inbedding van ondernemingen in de samenleving versterken.

Ik vind het een fraai en doordacht pleidooi, dat precies op het goede moment komt. We hebben immers geleerd hoe dat moreel vrije speelveld van de markt zich kan ontwikkelen. Lees Een land van kleine buffers van Dirk Bezemer

En merk op hoe wet en moraal zich in dit voorstel verhouden. De opdracht tot "verantwoordelijk" handelen wordt in de wet opgenomen. Terwijl tegelijk niet precies kan worden omschreven wat die verantwoordelijkheid inhoudt:

Een verantwoordelijke vennootschap draagt verantwoordelijkheid jegens haar werknemers, is verantwoordelijk voor de gevolgen van haar handelen in de gemeenschappen waarin zij opereert en voor de gevolgen van haar handelen voor milieu en klimaat. Het streven naar winstgevende continuïteit op lange termijn moet ingebed zijn in deze brede verantwoordelijkheid. De inhoud van de zorgplicht van het bestuur en de raad van commissarissen voor een verantwoordelijke deelname van de vennootschap aan het maatschappelijk verkeer moet mede aan de hand van de eisen van redelijkheid en billijkheid in de concrete omstandigheden van het geval worden bepaald.

In die laatste zin staat precies wat nu eenmaal inherent is aan onze morele gemeenschapsintuïties. Ze sturen ons gedrag, maar als intuïties, niet als voorschriften. Beoordelingen "in de concrete omstandigheden van het geval" zijn dus onvermijdelijk. Net zo als dat in het domein van de persoonlijke relaties het geval is. Maar die onderliggende morele intuïties, die zijn bij iedereen aanwezig. Ook, als het goed is, bij de bedrijfselite die nu zegt niets te voelen voor "wettelijk opgelegd 'goed gedrag'".

Geen opmerkingen: