De vraag hoe te verklaren dat mensen zich pro-sociaal gedragen, kun je ook formuleren als de vraag hoe te verklaren dat mensen normen opvolgen. Dat wil zeggen, als het gaat om normen die samenwerking en vertrouwen tussen mensen mogelijk maken. Door zulke normen op te volgen, draag je bij aan het welzijn van anderen, terwijl je beter af zou zijn als je dat niet deed en wel zou profiteren van de normopvolging door anderen. Het gaat dan om situaties als die van het Gevangenendilemma uit de speltheorie.
In een nieuwe studie wordt die vraag precies zo gesteld: Why do people follow social norms? De term pro-sociaal gedrag komt er niet in voor. En de uitdrukking moreel gedrag slechts als een terzijde. Dat wijst erop dat de sociale wetenschappen nog altijd niet het stadium van een lappendeken van verschillende theoretische aanzetten, met verschillende terminologieën, gepasseerd zijn.
Hoe dan ook, in die nieuwe studie geven de onderzoekers een kort overzicht van bestaande theorieën over normopvolging. Dat zijn de theorie van de internalisering, de theorie van de zorg om reputatie (social image concerns) en de theorie van het sociale leren.
De eerste twee gaan nog uit van het oude idee dat mensen uiteindelijk egoïsten of opportunisten zijn en dat ze uitsluitend door invloeden van buitenaf tot normopvolging of pro-sociaal gedrag aangezet kunnen worden. Dit is de benadering van het sociale vernislaagje. Zie ook het bericht De morele luchtledigheid van het vak economie geïllustreerd aan een economisch leerboek over beleid. Internalisering is eigenlijk niet meer dan een metafoor voor een onduidelijk proces waarin iemand een bestaande norm tot een eigen standpunt "transformeert" of 'verinnerlijkt". Hoe dat precies in zijn werk zou gaan, blijft altijd onduidelijk. Ook blijft onduidelijk hoe die normen ooit zijn ontstaan. Die zijn er nu eenmaal, om door ons te worden "geïnternaliseerd".
Iets dergelijks geldt ook voor dat idee van de zorg om reputatie. Er bestaat kennelijk gedrag waarmee je een positieve reputatie kunt verwerven, eruit bestaande dat anderen je als een betrouwbaar iemand zien waarmee je kunt samenwerken en die het waard is om zo nodig geholpen te worden. Ook hier blijft het onduidelijk waar die voordelen van samenwerking en van wederzijdse hulpverlening, en dus die reputatie, vandaan komen, anders gezegd, dat alles valt buiten de theorie.
Tenslotte is er die theorie van het sociale leren. Die heeft een behavioristische achtergrond (Skinner, Hull, Rotter), maar de auteurs laten die onvermeld. Wel verwijzen ze naar recentere bijdragen, die ook op dit blog zijn langsgekomen en die overeenkomen met de tweede stelling van mijn Dual Mode-theorie. Zie Een sociologie die ertoe doet: een realistisch normatief kader voor sociale hervormingen. Die stelling houdt in dat mensen zich bij hun "keuze" tussen gemeenschapsgedrag en statuscompetitiegedrag (stelling 1) laten leiden door welk gedrag ze in hun sociale omgeving het meeste waarnemen. In die theorie van het sociale leren zijn mensen "voorwaardelijke samenwerkers", ze zijn bereid tot normopvolging, maar vooral als genoeg anderen dat ook doen.
Wat dat laatste betreft, is er in de literatuur een keur aan onderzoeksbevindingen, zonder, als ik het goed zie, een omvattende theorie. Dat mensen zich zo laten leiden door wat ze anderen zien doen, dat is wel onomstreden, maar waarom ze dat eigenlijk doen, blijft nagenoeg een open vraag.
Het zal geen verrassing zijn dat ik die Dual Mode-theorie beschouw als precies zo'n omvattende theorie. De evolutionaire achtergrond ervan wijst er op dat mensen zoals alle dieren erop uit zijn om zich zoveel mogelijk in een veilige omgeving te bevinden, een omgeving dus die gunstig is voor overleving en reproductie. Omdat de mens een sociale diersoort is, die voor overleving en reproductie is aangewezen op samenwerking en delen, bestaat die veilige omgeving uit een groep van vertrouwde anderen. Een groep waarin normen in het kader van dat samenwerken en delen behoorlijk goed worden opgevolgd. Anders gezegd, waarin gemeenschapsgedrag overheerst.
Als mensen in zo'n groep van vertrouwde anderen opgroeien, dan wordt hun vermogen (aanleg) tot gemeenschapsgedrag getriggerd. Maar er is ook nog dat evolutionair oudere vermogen tot statuscompetitiegedrag, dat klaar ligt om te worden uitgevoerd als de sociale omgeving onveilig is. Dat moet je jezelf verdedigen tegen het statuscompetitiegedrag van anderen. Jouw kans op overleving en reproductie hangen er dan vanaf of je hoog genoeg in de statushiërarchie terecht komt. Het is dan niet het "wij-met-zijn-allen" dat regeert, maar het "ieder-voor-zich". Er is geen normopvolging, sterker, er zijn geen normen.
Dat laatste wijst precies op de omvattendheid van de Dual Mode-theorie: hij verklaart zowel het wel of niet opvolgen van normen als het wel of niet bestaan van normen.
Maar zolang zo'n omvattende theorie niet algemeen ingang heeft gevonden, blijven de sociale wetenschappen in dat stadium van een lappendeken van theoretische aanzetten steken.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten