In een democratie kun je de nieuwsvoorziening niet zomaar aan de markt, en dus aan het grote geld, overlaten. Dat is de titel van een bericht dat ik in 2017 schreef. Volg de link. Met daarin een verwijzing naar het bericht Door slechte media hebben we slecht geïnformeerde kiezers die slecht geïnformeerde leiders kiezen. Volg weer de link.
Het is echt de moeite waard om beide berichten (nog eens) te lezen. In het eerste kom je een verwijzing tegen naar onderzoek naar de invloed van het door mediamagnaat Rupert Murdoch gefinancierde Fox News Channel op het stemgedrag van de Amerikanen. Dat "nieuws"- kanaal geeft eenzijdige en partijdige "informatie", dat wil zeggen sterk in het voordeel van de rechtsextremistische Republikeinse partij. Het onderzoek laat zien dat het kijken naar dat kanaal inderdaad het door de financiers en makers beoogde effect heeft op het kiezersgedrag. Het Grote Geld kan dus de werking van de democratie negatief beïnvloeden. De democratie kan immers niet goed gedijen als kiezers slecht en eenzijdig geïnformeerd worden.
En dit is een citaat uit het tweede bericht:
Nu is het klagen over de media van alle tijden, maar misschien is er nu toch meer aan de hand. Want het is onderdeel van de neoliberale golf waarin we zijn terechtgekomen om te denken dat je de media kunt overlaten aan de commercie. De markt is overal goed voor en zal er dus ook wel voor zorgen dat de burgers goed worden geïnformeerd over het publieke domein.
Dat is een ernstige misvatting. Media overlaten aan de markt heeft in feite betekend dat de mediamagnaten het heft in handen hebben genomen. En die hebben hun eigen belangen.
En zijn zo machtig geworden dat ze niet alleen de berichtgeving en de politieke commentaren naar hun hand zetten, maar ook rechtstreeks de politici beïnvloeden.
En nog los daarvan, heeft de commercialisering van de media in de hand gewerkt dat er een omvangrijke amusementsindustrie kon ontstaan. Een bijkomend effect daarvan is dat de indruk wordt gewekt dat het ook helemaal niet nodig is om je goed te informeren. Wat weer de ruimte creëerde voor de populist die gemakkelijke oplossingen aandraagt en die de verpersoonlijking is van dat amusement en van de alternatieve feiten.
Dat we nu in een tijd leven waarin de democratie wordt bedreigd, heeft natuurlijk alles met deze grote misvatting te maken.
En het roept de dringende vraag op wat we kunnen doen om deze bedreigingen het hoofd te bieden. Precies daarover gaat de column Een verantwoordelijk beroep van Bert van den Braak, bijzonder hoogleraar parlementaire geschiedenis en parlementair stelsel aan de Universiteit Maastricht, die vandaag verscheen op PARLEMENT.com.
Van den Braak bespreekt de mogelijkheid om het beroep van journalist een beschermde status te geven, een status die we al kennen voor medici, notarissen, advocaten, architecten, makelaars en rijschoolhouders. Het gaat dan om beroepen waarvan de kwaliteit van de geleverde diensten moeilijk door de afnemers zelf beoordeeld kunnen worden, terwijl tegelijk die afnemers grote risico's lopen als die kwaliteit slecht is.
Dit is een van de bekende gevallen van marktfalen, namelijk het probleem van informatieasymmetrie. Natuurlijk zou het mooi zijn als de aanbieders van die diensten uit zichzelf moreel verantwoordelijk zouden handelen, maar de kans daarop wordt negatief beïnvloed door de algemeen heersende ideologie van de morele luchtledigheid van het domein van de markt.
Toekenning van een beschermde status aan "beroepsjournalisten", wat op titelbescherming neer zou komen, zou allerlei voordelen kunnen hebben, die vergelijkbaar zijn met die van andere beschermde beroepen. Niet alleen kunnen kwaliteitseisen worden gesteld, maar ook kan het gedrag van de beroepsbeoefenaar door middel van tuchtrechtspraak beoordeeld worden.
Van den Braak wijst er op dat er in België wel degelijk een wettelijke bescherming van de titel beroepsjournalist bestaat. Dat wist ik niet. Ook wist ik niet dat er in Nederland ooit, in 1949, een dergelijk wetsvoorstel is ingediend. Maar dat bleef "in een la liggen", om er pas in 1960 weer uit te komen, toen het werd ingetrokken. Met als motief de toen algemeen heersende opvatting dat "zelfregulering" zou volstaan.
Nu, in 2021, moeten we die opvatting misschien eens goed tegen het licht houden. Van den Braak is nog aan de voorzichtige kant:
In een tijd van 'nepnieuws' en infotainment is alles wat kan bijdragen aan betrouwbare journalistiek, winst. Wettelijke regeling lijkt een stap te ver, maar de (reguliere) media moet dan wel de eigen verantwoordelijkheid nog beter oppakken, bijvoorbeeld door striktere scheiding van nieuws en opinie en door het voorkomen van ongewenste vermenging van presentatie en journalistiek in talkshows.
Kwalitatief goede en verantwoordelijke media zijn de beste remedie tegen nepnieuws en belangenverstrengeling. Als het daaraan schort, moeten we misschien toch maar eens die wettelijke titelbescherming overwegen.
Het voordeel van een wettelijk geregelde titelbescherming zou zijn dat het iedereen vrij staat om journalistiek werk te verrichten, maar dat het voeren van de titel "beroepsjournalist" aan voorwaarden is gebonden. Zoals die kwaliteitseisen en het zich onderwerpen aan tuchtrechtspraak.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten