vrijdag 13 mei 2022

Hoe de wapens in december 1944 waarschijnlijk naast ons huis belandden - en over rare tijden met grote risico's

Hoe kwamen een paar maanden voor de Bevrijding in 1945 die wapens bij ons in de bijkeuken terecht? In het vorige bericht en de berichten daar voor vertelde ik hoe mijn vader (Heit) betrokken raakte bij het verzet, dat wil zeggen bij het werk van de organisatie voor hulp aan onderduikers (LO). Er werden eind 1944 op verschillende locaties in Friesland door de Engelsen wapens gedropt, ten behoeve van sabotage acties door het verzet om de opmars van de geallieerden te ondersteunen en en ten behoeve van de uit het verzet voortgekomen Binnenlandse Strijdkrachten. De verspreiding van die wapens was een ingewikkelde en riskante operatie. Mijn vader heeft waarschijnlijk nooit geweten hoe die wapens in een nacht naast ons huis terechtkwamen. Hij trof ze daar 's ochtends aan en verborg ze, tot aan de bevrijding van Akkrum op 15 april 1945, in de bijkeuken.

Hij zal een vermoeden hebben gehad dat degenen die die wapens transporteerden, ze ergens kwijt moesten en dat ons huis hen een geschikte bestemming toe leek. Ze moeten dus geweten hebben dat dit een betrouwbaar adres was. En ze moeten tijdens dat transport in de buurt geweest zijn.

Nu, vele jaren later en lang na het overlijden van Heit in 1998, is het mogelijk om enig zicht te krijgen op wat er toen waarschijnlijk is gebeurd. Het moet gaan om wapens die op 3 december 1944 zijn gedropt in de Deelen, tussen Tijnje en Oldeboorn (Aldeboarn). Tsjitse Dotinga schrijft over het transport en de verspreiding van die wapens en baseert zich op wat anderen daar over schreven en zijn eigen herinneringen. Zie HET VERHAAL VAN DE WAPENS VOOR DISTRICT IX. Je leest er ook over in Verzet en verraad in de Lege Geaën van Hessel Bouma (p. 108-9) en in Deel III van Bezettingstijd in Friesland van P. Wijbenga (p. 261-2).

Hessel Bouma vertelt dat die wapens na de dropping op 3 december in de woonboot van Popke Zwerver, die in het afgelegen water- en rietgebied de Deelen lag, waren opgeborgen en dat ze op 12 december voor het District IX met een praam werden opgehaald door twee mannen uit Terzool, Ferdinand Keulen en Pieter Sikkema. Dat moet onder zeer barre weersomstandigheden gebeurd zijn. Volgens het KNMI begon die strenge winter van 1944-45 halverwege december. Uit Rusland kwam polaire lucht ons land binnen. Maar op 12 december zal het dus al wel flink koud zijn geweest, maar zal er nog geen ijs hebben gelegen.

Hessel Bouma over de tocht van de twee mannen:

(De wapens) werden opgehaald met een praam via de Brekken, door het Terzoolster sluisje langs Terhorne naar Akkrum. Vandaar ging het door Oldeboorn, naar de Deelen, onder barre weersomstandigheden. De praam moest worden voortbewogen met een boom of lopend vanaf de wal met een lijn worden getrokken. Bij Popke Zwerver werden de wapens goed gecamoufleerd, eerst onder een laag riet en dan onder een laag turf. Zo konden beide mannen voor turfhalers doorgaan...

Op de terugweg ging het eerst naar Grouw, waar het deel bestemd voor de Grouwster en Wargaaster BS werd overgenomen door Sikke Bangma en Pieter Eisenga. Die twee hebben de wapens bij Hendrik van der Meer onder Goëngahuizen ondergebracht. Het deel voor Warga is daar vrij snel weer weggehaald. De rest is daar, na zware mishandeling van Bangma door de Duitsers, door hen gevonden. Daarna gingen ze weer naar Akkrum. (...) In Akkrum wachtte hen een teleurstelling. De boer, bij wie ze dachten het voor de BS van Utingeradeel bestemde deel te kunnen lossen, weigerde de ontvangst. Dus werd de terugtocht met alle wapens aanvaard via Terhorne en het Terzoolster sluisje naar de Brekken.

Vervolgens lees je over de problemen die ze daar nog moesten overwinnen. 

Maar tijdens die terugtocht zijn ze over de Boorn, die veel later tot twee keer toe is omgelegd ten behoeve van woningbouw, vlak achter ons huis langs gevaren. Het moet ondertussen nacht zijn geworden. Ze moeten hebben aangelegd en het voor Utingeradeel bestemde deel van de wapens naast ons huis hebben neergelegd. Het moet zo geweest zijn dat Popke Zwerver, die op de hoogte was van de rol die mijn vader speelde bij de voedselvoorziening van de onderduikers (zie het vorige bericht), hen ons huis heeft aangewezen als een geschikte bestemming voor het geval dat die eerdergenoemde boer de wapens zou weigeren. Daar werd kennelijk al rekening mee gehouden.

Natuurlijk was het niet gebruikelijk om wapens achter te laten zonder de ontvanger van tevoren om toestemming te vragen. Maar het waren rare tijden. Waarin grote risico's moesten worden genomen en niet altijd alleen voor jezelf. Bij Wijbenga lees je dat ook een deel van de resterende wapens bij Terzool "zonder diens voorkennis bij Y. Beeksma in het schiphuis (werden) opgeslagen." (Deel III, p. 262). Wordt vervolgd. Hier het vervolg.

Geen opmerkingen: