vrijdag 6 mei 2022

Over de voedselvoorziening aan onderduikers tijdens de bezetting - En over hoe mijn vader bij het verzet betrokken raakte

Hoe mensen zich in uitzonderlijke omstandigheden gedragen is natuurlijk een heel belangrijk sociaalwetenschappelijk vraagstuk. Zulke uitzonderlijke omstandigheden bestonden er in Nederland gedurende de Duitse bezetting in 1940 - 1945. Die periode is nog altijd een belangrijk onderwerp van de geschiedschrijving van Nederland, want lang niet alles wat er toen gebeurd is, is bekend en beschreven en op waarde geschat. Sociaalwetenschappelijk is het een boeiende tijd, omdat de bezetting en de onderdrukking het leven voor velen onveilig maakte en omdat de kwestie van veiligheid of onveiligheid cruciaal is voor hoe mensen zich gedragen. Zie de paragraaf over het belang van de aard van de sociale omgeving in Een sociologie die ertoe doet: een realistisch normatief kader voor sociale hervormingen

Zoals in de vorige drie berichten beschreven (hier het vorige bericht), heb ik een heel vroege herinnering aan een gebeurtenis in april 1945, een paar weken voor de bevrijding. Mijn moeder (Mem) had zich met mij verborgen in de kelder omdat Duitse soldaten van huis tot huis gingen en omdat er wapens bij ons in huis waren. Gelukkig liep dat goed af. Je kunt wel zeggen dat de aanwezigheid van die wapens, afkomstig van een wapendropping door de Engelsen ten behoeve van het verzet en de vanuit het verzet opgerichte Binnenlandse Strijdkrachten, het leven voor mijn ouders zacht gezegd onveilig maakte. En voor mijn oudere broer Wobbe, geboren in 1938 en overleden in 2002. En voor mij, maar ik was, ondanks die heel vroege herinnering, nog te jong om daar veel besef van te hebben.

Die wapens lagen bij ons verborgen. Ze waren een paar maanden voor de Bevrijding 's nachts naast ons huis achtergelaten, waar mijn vader (Heit) ze aantrof toen hij 's ochtends vroeg naar zijn werk ging. Hij werkte bij de slachterij in het dorp, de Friese Coöperatieve Exportslachterij (FCE). (Zwaar werk, dat hij tot de sluiting van de fabriek in de jaren zestig heeft volgehouden.) Hij verborg de wapens tot de Bevrijding in de bijkeuken en heeft waarschijnlijk nooit geweten wie ze 's nachts had achtergelaten. Degenen die dat gedaan hadden, moeten hebben geweten dat Heit in het verzet zat en dat dit een veilig adres was.

Ondertussen is het mogelijk om op basis van wat er is beschreven over de wapendroppings in de laatste maanden van de oorlog in Friesland en de verspreiding van de wapens, een vermoeden te hebben over hoe die wapens naast ons huis terechtkwamen. Daarover later meer. Eerst maar even over hoe Heit in het verzet terechtkwam.

In Friesland zaten in de oorlog veel mensen ondergedoken, Joden, mensen uit het verzet en mannen die zich onttrokken aan de tewerkstelling (Arbeitseinsatz) in Duitsland. Lees daarover Friesland als veilige haven van Meike Jongejan. Er waren veel afgelegen boerderijen en het land was vlak, zodat je iedereen van ver zag aankomen. Veel boeren waren bereid om onderduikers op te nemen. Maar dat waren natuurlijk wel extra monden die gevoed moesten worden. Sinds 1943 was er de Landelijke Organisatie voor Hulp aan Onderduikers (de LO), die niet alleen onderduikers zo goed mogelijk verdeelde, maar ook op zich nam om onderduikers buiten het legale circuit om van voedsel te voorzien. Dat gebeurde door "distributiekraken" te plegen, om zo voedselbonnen te bemachtigen.

Maar ook meldden vertegenwoordigers van de LO zich bij de Directie van de FCE in Akkrum, met het dringende verzoek om, uiteraard illegaal, vlees af te staan ten behoeve van de voedselvoorziening aan onderduikers. In het in 1966 uitgegeven boekje FCE, een begrip van IJ.K. Tamminga en M. Bakker, dat ik ooit in handen heb gehad, maar waarvan ik alleen nog een kopie heb van enkele pagina's, is een hoofdstuk gewijd aan de oorlog en daar lees je (p.49-50):

Slechts degene, die deze vijf jaren bewust hebben meegemaakt kan zich een voorstelling maken van de situatie, waarin het bedrijf tijdens de Duitse bezetting verkeerde. De ontreddering van het economisch  en maatschappelijk leven was algemeen. Het uitvallen van de vervoersgelegenheid enerzijds en de teruggang van het veebestand anderzijds waren o.a. oorzaak van een steeds verdergaande daling van de grondstoffenaanvoer. Was deze aanvoer in de eerste jaren nog vrij behoorlijk, in 1942 was ze reeds gehalveerd. In 1944 werden slechts 18.318 dieren aangevoerd en in 1945 werd het dieptepunt van nog geen 17.000 stuks bereikt. Voegen wij hierbij de eis die van de zijde der illegaliteit werd gesteld, om meer producten te harer beschikking te stellen, dan is het wel duidelijk dat in het bijzonder in de laatste bezettingsjaren de verantwoordelijkheid zwaar op de schouders van de directie drukte.

(Dat boekje wordt genoemd op de pagina Directie en werknemers van F.C.E. van de Stifting Akkrum Ald en Nij, waar je ook veel foto's aantreft. Zoals de foto hieronder van het fabriekscomplex, met daarachter de Boorn. En waar je ook een idee krijgt van het belang van de fabriek voor de werkgelegenheid en voor het dorp. De FCE had een eigen toneelclub en een visclub. Uit mijn jeugd herinner ik mij het FCE-voetbalelftal. Het was een tijd waarin de economie nog veel kleinschaliger was dan tegenwoordig. En dus ook veel meer een sociale functie kon hebben.)


Die eis van de LO werd door de directie ingewilligd. Maar dan wel zo dat ze zelf zoveel mogelijk buiten schot kon blijven. Dat werd zo uitgewerkt dat mijn vader werd gevraagd om een en ander op zich te nemen. Hij zou overdag vlees apart moeten leggen en dat 's nachts moeten ophalen. Hij zal gevraagd zijn omdat hij als betrouwbaar bekend stond, maar vooral ook omdat hij dichtbij woonde, aan het eind van de straat en op zo'n honderd meter afstand van de Boorn, de rivier die zich door het dorp slingert, waar ook de FCE aan lag. Hij zou 's nachts ongezien met een roeibootje het vlees kunnen ophalen.

Ik weet niet hoe lang Heit daarover heeft nagedacht. Het was natuurlijk niet zonder risico's. De Duitse bezetting oefende toezicht uit op de gang van zaken in de fabriek, in de figuur van een Oberzahlmeister. Lees In toenmalige F.C.E. fabriek klonk dikwijls kreet: "Abbleiben, du Schweinhund." Hij had vrouw en twee kinderen thuis. Maar hij stemde er in toe. En raakte zo betrokken bij het verzet. Met dus ook als gevolg dat er op een ochtend wapens naast het huis lagen. Wordt vervolgd. Hier het vervolg.

Geen opmerkingen: