We zouden allemaal beter af zijn als er meer gemeenschapsgedrag was. Als mensen meer rekening houden met elkaar, meer afzien van gedrag dat anderen schade of leed toebrengt, minder bezig zijn met onderlinge statuscompetitie en vaker anderen een handje helpen. Dat is wat in Stelling 3 van de Dual Mode-theorie onder woorden wordt gebracht. Ik verwijs maar weer eens naar Een sociologie die ertoe doet: een realistisch normatief kader voor sociale hervormingen voor, waar je de drie stellingen van die theorie vindt uitgelegd en waar je een overzicht aantreft van de empirische ondersteuning ervan.
Hoewel die theorie nieuw is, in de zin dat je hem nergens in de literatuur tegenkomt, zijn de inzichten waaruit hij is opgebouwd, dat geenszins. Neem nu de inzichten waarop Stelling 2 is gebaseerd. Die stelling houdt in dat gemeenschapsgedrag van de een wordt uitgelokt door gemeenschapsgedrag van anderen en statuscompetitiegedrag van de een door datzelfde gedrag van anderen.
Het onderliggende inzicht is dat het menselijk gedrag, zoals dat van andere diersoorten, sterk wordt beïnvloed door de veiligheid dan wel onveiligheid van hun sociale omgeving. En die omgeving is veiliger hoe meer gemeenschapsgedrag van anderen wordt waargenomen en onveiliger hoe meer statuscompetitiegedrag zich aandient. Gemeenschapsgedrag van anderen activeert je sociale betrokkenheidssysteem, doordat het de nervus vagus, de zwerfzenuw, gematigd activeert. En dat is precies de lichamelijke toestand van rest and digest waarin je gemakkelijk anderen te hulp schiet.
Daartegenover zal een toestand van onveiligheid, door het statuscompetitiegedrag van anderen. oftewel die zwerfzenuw bovenmatig activeren, waardoor je zelf ook in de actieve variant van het statuscompetitiepatroon terechtkomt (fight or flight), of sterk verlaagd activeren (immobilisation), waardoor je te maken kunt krijgen met een depressie of een angststoornis, passieve varianten van het statuscompetitiepatroon. Zie Waardoor is pro-sociaal gedrag aanstekelijk? - Doordat het de sociale veiligheid verschaft die weer meer pro-sociaal gedrag uitlokt.
Dat inzicht mag je wel fundamenteel noemen, in de zin dat het veel van ons gedrag en van ons samenleven dan wel elkaar tegenwerken begrijpelijk maakt.
En juist omdat het zo fundamenteel is, valt te verwachten dat mensen er ook zelf weet van hebben. Dat ze door hebben hoe hun eigen gedrag door dat van anderen wordt beïnvloed. En natuurlijk ook dat ze met hun eigen gedrag anderen beïnvloeden. Dus dat je eraan bijdraagt dat anderen zich veiliger voelen door jouw gemeenschapsgedrag. Als jij iemand te hulp schiet of een aardig gebaar maakt, dan draag je bij aan de veiligheidsgevoelens, niet alleen van die ene persoon, maar ook van alle anderen die dat gedrag van jou waarnemen of erover te weten komen. De wereld wordt er wat veiliger door.
Dat maakt dat gemeenschapsgedrag altijd in dubbel opzicht positief is: je staat iemand bij én tegelijk draag je bij aan een veiliger omgeving voor anderen. Dat wil zeggen, voor alle anderen die jouw gedrag hebben waargenomen of er over geïnformeerd worden.
Eén stap verder geredeneerd, kan het dus zo zijn dat je het een goede zaak vindt dat anderen weet hebben van jouw goede daad. Want je wilt immers graag bijdragen aan een veilige sociale omgeving. Ook door dat laatste kun je gemotiveerd worden tot gemeenschapsgedrag.
En dat is een interessant en niet-triviaal inzicht. Want vaak wordt beweerd, ook door sociale wetenschappers, dat het echte gemeenschapsgedrag juist alleen in het verborgene plaatsvindt. Als niemand er weet van heeft dat jij iemand bijstaat of doneert aan een goed doel, dan ben je pas echt een goed mens. Ik kwam dat idee pas nog weer eens tegen in Kindness has persisted in a competitive world – cultural evolution can explain why van van van de Human Evolutionary Studies van de Universiteit van Cambridge.
Daar zit natuurlijk de gedachte achter dat gemeenschapsgedrag ook gemotiveerd kan zijn door de wens om van anderen bewondering te oogsten. Door "Kijk mij eens, wat ben ik toch een goed mens."
Dat kan zeker ook gebeuren. Er kan inderdaad een soort statuscompetitie ontstaan om wie het meest vrijgevig is. Denk aan multimiljonairs die zich erop laten voorstaan dat ze zoveel aan goede doelen geven. En onderzoek laat zien dat zulk "competitief altruïsme" inderdaad bestaat. Zie Nice Guys Finish First: The Competitive Altruism Hypothesis.
Dat we dat niet als het echte gemeenschapsgedrag beschouwen, daar valt iets voor te zeggen. Want uiteindelijk is het een bijzondere vorm van egoïsme. Je wilt niet per se een goed mens zijn, maar je streeft ernaar om als een goed mens te worden gezien.
Maar als je met jouw gemeenschapsgedrag wilt bijdragen aan een veiliger en aangenamere wereld voor iedereen, dan kan dat dus ook echt altruïsme zijn. En dat echt altruïsme bestaat, blijkt eruit dat hersengebiedjes waarin beloning neuraal wordt verwerkt, actief kunnen zijn als de persoon waarneemt dat er geld naar een goed doel gaat. Zie Puur altruïsme bestaat echt - En meer bij ouderen.
En het kan dus onderdeel zijn van echt altruïsme als je vindt dat anderen van jouw goedgeefsheid op de hoogte zouden moeten zijn. Niet uit de zucht naar bewondering, maar uit de wens om bij te dragen aan een sociaal veilige wereld.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten