Het hek is van de dam. Het was natuurlijk al veel eerder duidelijk, zie Rutte-III valt over de Toeslagenaffaire. Maar er is veel meer. Lees hier wat ik daar sinds 2015 over schreef en Bestaanszekerheid terug waar het hoort: in het hart van de politiek – Hoog tijd voor een nieuw politiek tijdperk, maar nu zijn er vrijwel dagelijks de berichten over wat het neoliberale denken in de politiek in de afgelopen veertig, vijftig jaar heeft aangericht. Terwijl we in een democratie leven, waarin de morele gemeenschapsintuïtie van het iedereen-telt-mee vorm zou moeten krijgen, heeft de politiek ons in een toestand doen belanden waarin de groei van welvaart voor sommigen genereus of zelfs buitensporig was en waarin tegelijkertijd de minima er in koopkracht en bestaanszekerheid op achteruitgingen. Niet iedereen heeft meegeteld.
Wat er precies gebeurde en hoe dat kon gebeuren, wordt wel heel schrijnend duidelijk uit de nu lopende verhoren van de Parlementaire enquêtecommissie Fraudebeleid en Dienstverlening. En er zijn de twee rapporten van de Commissie Sociaal Minimum, Een zeker bestaan I, dat in juni werd uitgebracht, en Een zeker bestaan II, dat gisteren werd aangeboden aan demissionair minister Carola Schouten voor Armoedebeleid. Bovendien was er de analyse van Wiemer Salverda in ESB, waarin hij laat zien dat de welvaartswinst in de afgelopen halve eeuw volledig aan de minima is voorbijgegaan. Hij berekent dat het
minimumloon als percentage van het gemiddelde loon daalde van 62 procent in 1976 naar 39
procent in 2021 – een daling van 37 procent.
Salverda pleit er voor om het minimumloon niet langer te koppelen aan de cao-loonindex, maar aan het gemiddelde van de verdiende lonen, hetgeen ook in overeenstemming zou zijn met Europese initiatieven. Dat zou echt uitdrukking geven aan het iedereen-telt-mee van de democratie, omdat dan elke groei van de topinkomens ook doorwerkt in de hoogte van het minimum.
In plaats daarvan kiest de Commissie Sociaal Minimum er voor om in de wet te verankeren dat de regering elke vier jaar het sociaal minimum herijkt en hierover advies vraagt aan een commissie met experts. Dat lijkt in vergelijking met het voorstel van Salverda omslachtig en creëert onzekerheid.
Hoe dan ook, we zien dat in de decennia die achter ons liggen het democratische iedereen-telt-mee er bekaaid is afgekomen. Dat neoliberale denken lijkt zich slecht met de democratie te verdragen.
En eigenlijk is dat laatste helemaal niet verrassend. Want als je de markt boven alles stelt, dus ook boven de morele gemeenschapsintuïtie van het iedereen-telt-mee, dan kun je niet anders dan grote moeite hebben met de democratie.
En precies dat laat Thomas Biebricher heel fraai zijn in het pas verschenen The revolution will not be theorized: Neoliberal thought and the problem of transition. Hij analyseert zorgvuldig en uitvoerig hoe de neoliberale denkers, van de ordoliberalen Wilhelm Röpke, Walter Eucken en Alexander Rüstow tot Milton Friedman, Friedrich Hayek en James M. Buchanan eenvoudigweg niet in staat zijn om de democratie voluit te omarmen.
Als de markt prioriteit dient te hebben, dan moet in hun ogen de werking van de democratie in verschillende vormen, maar in ieder geval aanzienlijk worden ingeperkt. Denk bijvoorbeeld aan wat ik eerder over over James Buchanan schreef: Over de neoliberale wens om de democratische overheid grondwettelijk in te perken. En over James Buchanan en de Chileense grondwet.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten