Politiek rechts-extremisme berust op een wereldbeeld van onveiligheid en daarmee van vijandigheid. De wereld is onveilig en dat komt doordat er vijanden zijn die het op ons voorzien hebben en die dus moeten worden bestreden. En die als het mogelijk is dienen te worden verwijderd ("gedeporteerd") of zelfs te worden vernietigd. De aard van die vijanden kan variëren (Joden, Roma, immigranten, asielzoekers, moslims, lhbtqia+-ers, de linkse elite), de constante is dat er vijanden zijn.
Daarmee is politiek rechts-extremisme een uitingsvorm van het menselijke statuscompetitiepatroon. Het wereldbeeld van strijd en ieder-voor-zich is erin geactiveerd. Er zijn vijanden die tegelijk aan ons inferieur zijn en ons bedreigen. Alles in de politiek draait erom die bedreiging het hoofd te bieden. Al het andere is daaraan ondergeschikt.De bij de democratie passende opdracht van het zoeken naar het beste beleid voor iedereen is gereduceerd tot de opdracht van het uitschakelen van vijanden.
Dat het rechts-extremisme in allerlei landen weer de kop opsteekt, in ons land in de vorm van de verkiezingsoverwinning van Wilders' eenmanspartij de PVV, ligt eraan dat de heersende neoliberale politiek de doelstelling van het verschaffen van bestaanszekerheid voor iedereen overboord gooide. Daardoor namen onveiligheidsgevoelens toe en dus de ontvankelijkheid voor de rechts-extremistische boodschap. Als mensen zich bedreigd en onveilig voelen, dan zoeken ze daar voor een oorzaak en een oplossing. In antwoord daarop wijst de rechts-extremistische politicus een vijand aan en een oplossing: bestrijd en verwijder de vijand.
Er is het nodige sociaalwetenschappelijk onderzoek dat dit zicht op het politieke rechts-extremisme ondersteunt. Veel daarvan kwam aan de orde in het bericht Waardoor werd de PVV zo groot?
Er is nu dit nieuwe onderzoek dat in dezelfde richting wijst: Fear and Deprivation in Trump’s America: A Regional Analysis of Voting Behavior in the 2016 and 2020 U.S. Presidential Elections. De onderzoekers laten zien dat de rechts-extremist Donald Trump bij de verkiezingen van 2016 en 2010 in het bijzonder goed scoorde in economisch achtergestelde regio's (counties), maar daarnaast ook in regio's met een hoge mate van onveiligheidsgevoelens, dat wil zeggen met een hoge gemiddelde score op de persoonlijkheidsdimensie neuroticisme.
Mensen met een hoge mate van neuroticisme zien de wereld als bedreigend en zijn vatbaar voor een angststoornis of een depressie. Ze reageren sterk op negatieve gebeurtenissen, ervaren vaker negatieve gebeurtenissen, interpreteren ambigue gebeurtenissen als bedreigender, raken door negatieve ervaringen meer van de kaart en vinden het moeilijker om met negatieve gevoelens om te gaan.
Dat zo'n behoorlijk stabiele persoonlijkheidstrek als neuroticisme, onafhankelijk van die economische achtergesteldheid, vatbaar maakt voor rechts-extremisme is opmerkelijk. Het bevestigt dat politiek rechts-extremisme een antwoord is op onveiligheidsgevoelens, of die nu een economische oorzaak hebben of dat ze een oorzaak hebben in iemands persoonlijkheid.
De rechts-extremistische politicus vaart wel bij onveiligheidsgevoelens. Die zijn vanwege dat neuroticisme altijd in zekere mate in de bevolking aanwezig. Maar dat heeft geen gevolgen voor het stemgedrag van neurotici zolang de politiek zich laat leiden door de morele gemeenschapsintuïtie van iedereen-telt-mee. Zodra die leidraad wordt verlaten, ontstaat er de ruimte voor het rechts-extremistische wereldbeeld van onveiligheid en daarmee van vijandigheid. En dan wordt neuroticisme een politieke factor.