De neiging tot gemeenschapsgedrag maakt dat je je beter voelt, dat je tevredener bent met jezelf en met je relaties en daarin meer liefde ervaart. Het is zelfs zo dat je meer liefde op kunt brengen voor de gehele mensheid.
Dat komt naar voren uit de studie The Personal and Interpersonal Rewards of Communal Orientation (pdf). De onderzoekers lieten proefpersonen vier weken lang een dagboek bijhouden, nadat ze een vragenlijst hadden ingevuld waarin o.a. die neiging tot gemeenschapsgedrag (communal orientation) werd gemeten. Die maat bestond uit een aantal stellingen waarmee je het eens of oneens kon zijn, over je neiging om anderen te helpen (zoals "Ik stel vaak alles in het werk om anderen te helpen") en om datzelfde ook van anderen te verwachten (zoals "Als ik ergens behoefte aan heb en anderen negeren dat, dan voel ik mij gekwetst"). In dat dagboek noteerden ze per dag hoe ze zich voelden (met vier positieve en vier negatieve emoties), hoe goed ze over zichzelf dachten (zelfwaardering of self-esteem), hoe tevreden ze waren met hun relaties, hoeveel liefde ze ervoeren in die relaties en of ze liefde voor de mensheid als geheel voelden.
Uit de statistische analyses bleek toen dat degenen met meer neiging tot gemeenschapsgedrag een hogere zelfwaardering hadden, tevredener waren met hun relaties en meer liefde voelden in hun relaties en met betrekking tot de mensheid als geheel. En het bleek dat die verbanden tot stand kwamen via hoe goed ze zich voelden (meer positieve en minder negatieve emoties).
Interessant is dat toen de onderzoekers dat gemeenschapsgedrag uit elkaar haalden en de analyses apart deden voor de neiging om anderen te helpen en de neiging om hulp van anderen te verwachten, bleek dat de verbanden alleen bleven bestaan met die neiging om anderen te helpen. Het is dus allereerst die hulpbereidheid, de bereidheid tot pro-sociaal gedrag, die samengaat met dat zich beter voelen en met die grotere tevredenheid en het ervaren van liefde. Hoewel het voor de hand ligt om ook hulp van anderen te verwachten als je zelf graag anderen helpt, ga je je niet beter voelen etc. hoe meer je die hulp verwacht.
Opvallend is in dat verband dat de onderzoekers niet ingaan op de mogelijkheid of wat mij betreft waarschijnlijkheid dat degenen met een grote neiging tot gemeenschapsgedrag ook vooral relaties hadden met anderen met dezelfde neiging. Het ligt voor de hand te verwachten dat gemeenschapsmensen meer een voorkeur hebben voor het omgaan met andere gemeenschapsmensen.
Dat verwijst naar dat complexe zoek- en selectieproces dat zich in maatschappijen als de onze onophoudelijk afspeelt en waar ik het eerder over had (waar, dat moet ik even weer opzoeken). En het zou kunnen dat juist die sociale homogeniteit, gemeenschapsmensen gaan om met gemeenschapsmensen (waardoor statuscompetitiemensen het maar zelf moeten uitzoeken), maakt dat die neiging tot gemeenschapsgedrag zulke aangename gevolgen heeft. Dat zou dan niet de uitkomst zijn van een individueel, maar van een sociaal proces. Het zou er dus van afhangen met wie je omgaat.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten