Charlotte Huisman signaleerde in De Volkskrant van gisteren (Buikpijn? Somber? Slecht Slapen? Niks pilletje, ga naar de eetclub) een interessante en belangrijke ontwikkeling. Die in Nieuwegein is begonnen en nu ook in andere gemeenten wordt ingevoerd. Huisartsen schrijven patiënten met klachten als hoofdpijn, somberheid of slecht slapen in plaats van een medicijn voor om bijvoorbeeld vrijwilliger te worden, mee te doen met een kookclub of met anderen samen te gaan bewegen of te gaan wandelen in de natuur. Het gaat om het project Welzijn op recept.
In Nieuwegein zijn in de afgelopen anderhalf jaar zo'n 60 mensen doorgestuurd naar het welzijnswerk. Soms is er weerstand. En niemand is natuurlijk verplicht. Maar een goed gesprek en een duwtje kunnen helpen. En dan kunnen mensen snel opleven en weer zin in het leven krijgen. Zonder pilletje. Lees dat artikel voor een paar mooie succesverhalen.
Dit is misschien de eerste stap naar een daadwerkelijk besef van de medische sector van het grote belang van de sociale omgeving voor de gezondheid en het welzijn van mensen. Ik moest denken aan de cardioloog Dean Ornish, die betoogde dat het positieve gezondheidseffect van sociale contacten zo onomstreden is, dat als ze op recept verkrijgbaar zouden zijn, een arts medisch onjuist zou handelen als hij ze niet voorschreef.
Mooi dat dat inzicht doordringt en zich verspreidt. Nu nog de volgende stap: die van de gezondheidszorg als pressiegroep voor de preventie van al die psychosociale klachten. Dus voor buurten waar mensen elkaar kennen. Waar mensen even aanbellen als ergens de gordijnen dichtblijven. Waar mensen bij elkaar over de vloer komen. En met ontmoetingsplekken. Zie ook nog eens Is een sociaal buurtleven maakbaar? En Maakt de buurt verschil? Ook goed, dat weten we, voor kinderen!
Update. En niet te vergeten: de gezondheidszorg als pressiegroep voor de verbetering van arbeidsomstandigheden.
Trouwens, het mooie van de Kerstdagen is elk jaar dat even het taboe op eenzaamheid lijkt te zijn opgeheven. Er is blijkbaar een soort uitlaatklep nodig om het collectieve probleem van de eenzaamheid even op de kaart te zetten. Het zij zo.
Een blog over toepassingen van sociale wetenschap op persoonlijke en maatschappelijke vraagstukken op het gebied van de bevordering van welzijn/gezondheid en pro-sociaal gedrag/coöperatie.
dinsdag 24 december 2013
zondag 22 december 2013
Muziek voor de zondagochtend - J.S. Bach Magnificat Ton Koopman BWV 243
Kom, we gaan vanochtend naar het Magnificat BWV 243 (of 243a?) van Bach luisteren. En kijken. Met de onverwoestbare Ton Koopman. Neem een half uur en je vergeet dat buiten alles grijs is.
donderdag 19 december 2013
Het beste middel tegen eenzaamheid: ontmoetingsplekken
Het beste middel tegen eenzaamheid is de aanwezigheid van ontmoetingsplekken. Elke buurt zou zo'n plek moeten hebben. Dat werkt veel beter dan al die "eenzaamheidsinterventies" die pas ingezet worden als iemand al eenzaam is geworden. Zeg maar de cliëntbenadering. Zie Eenzaamheid is een collectief probleem.
En zo nu en dan kom je een prachtig voorbeeld tegen van de manier waarop een ontmoetingsplek tot stand is gebracht. Zoals in het Brabantse Oss waar een ruimte in de seniorenflat Sterrebos een levendige ontmoetingsplek is geworden voor senioren uit de buurt.
Dat ging niet vanzelf. Lees hier het verhaal over Sonja Haven en het project De Ontmoeting. Ik vind het hartverwarmend.
dinsdag 17 december 2013
Pakketjes en pakketten van morele intuïties. Over Tim Harford, de verzorgingsstaat, sociale zeepbellen en sociaalwetenschappelijk onderzoek
Dat wij zo uiteenlopende opvattingen kunnen hebben over de wenselijkheid van de verzorgingsstaat, ligt er volgens Tim Harford aan dat wij twee verschillende pakketjes morele intuïties hebben, het pakketje van de jagers-verzamelaars en het pakketje van de landbouwers. En hij wijst er op dat die pakketjes (de term is van mij) meer of minder actief worden afhankelijk van omgevingskenmerken.
Als we sterk afhankelijk van elkaar zijn, zoals we waren in de Paleo Sociale Omgeving van de jagers en verzamelaars, dan wordt het pakketje "delen en samenwerken" actief. Anders gezegd, "we moeten hier samen wat van maken" of "we zijn op elkaar aangewezen". Het gaat dan om het delen van risico's.
Maar als iedereen zijn eigen voedsel verbouwt en de opbrengsten daarvan afhangen van de eigen inspanningen, dan activeert dat het pakketje "neem de verantwoordelijkheid voor je eigen lot" of "werk hard zodat je niet onnodig je hand hoeft op te houden".
In onze huidige maatschappij kunnen omgevingskenmerken dan weer het ene dan weer het andere pakketje activeren. Daarbij gaat het niet alleen over die kenmerken zelf, maar vooral ook over de informatie daarover die bij mensen meer of minder aanwezig is. Dat betekent bijvoorbeeld dat onze steun voor de verzorgingsstaat kan afhangen van wat we denken te weten over de mate waarin onze uitkomsten bepaald worden door eigen inspanningen dan wel door toeval en geluk. Hoe meer we geneigd zijn dat eerste te geloven, hoe minder we willen dat de overheid in de markt ingrijpt en hoe minder we de verzorgingsstaat steunen. We denken dan, aldus Tim Harford, als landbouwers.
Maar als we meer oog hebben voor de werking van geluk en toeval, dan schuift ons denken op naar de jagers-verzamelaars en ondersteunen we meer inkomensgelijkheid, inkomensherverdeling en sociale voorzieningen.
Dat maakt sociaalwetenschappelijk onderzoek naar de rol van inspanningen versus geluk natuurlijk van groot belang. Zoals bijvoorbeeld het onderzoek van Kahneman dat uitwees dat de "prestaties" van financiële adviseurs vrijwel volledig op geluk en toeval berustten en daarmee dus ook hun bonussen. Hetzelfde blijkt ook in grote mate op te gaan voor de "prestaties" van CEO's. Onderzoek naar de "omgevingskenmerken" van onze huidige maatschappij is dus hard nodig om het juiste pakketje van morele intuïties actief te laten worden.
Maar daar komt meteen bij dat Tim Harfords onderscheiding van die twee pakketjes onvolledig is.
Want als je goed kijkt, dan blijkt dat "delen en samenwerken" en "werk hard zodat je niet onnodig je hand hoeft op te houden" allebei onderdeel te zijn van het grotere pakket van de morele gemeenschapsintuïties. In die Paleo Sociale Omgeving van de jagers-verzamelaars kon je op anderen rekenen als je het alleen niet redde, maar daar stond wel tegenover dat je niet van anderen hoorde te profiteren. Eigen inspanning werd verlangd, zowel ten bate van jezelf als ten bate van de groep. Vandaar onze negatieve houding tegenover profiteurs en meelifters en onze neiging om hen te sanctioneren. En de collectieve voordelen daarvan. Zie Elkaar bij de les houden in zelforganisatie.
Maar dat wijst ons dus meteen op het tweede grotere pakket, dat van de morele intuïties van de statushiërarchie, dat naast de gemeenschapsintuïties het morele kompas van mensen zo innerlijk tegenstrijdig maakt. Want wij hebben ook morele intuïties in ons die ons aanzetten tot het functioneren in een statushiërarchie als die er eenmaal is. We zijn geneigd om gezag te aanvaarden en verwachten dat van anderen. En we zijn geneigd om gezag te associëren met heiligheid en voelen weerstand tegen ontering en schennis daarvan. (En dan zie ik nog af van onze neigingen tot statuscompetitie, waarmee we buiten het terrein van morele intuïties terecht komen.)
Dat pakket van de statushiërarchie is een overblijfsel en menselijke uitwerking van het alfa mannetjes-model van wat waarschijnlijk de gemeenschappelijke voorouder was van de eerste mensachtigen en de chimpansees.
En het verwaarlozen daarvan zou een sterk onvolledig beeld scheppen van de huidige samenleving. We zouden bijvoorbeeld niet kunnen verklaren dat mensen vaak geneigd zijn om zich in hun denken door gezag te laten leiden in plaats van door de beschikbare informatie. Waardoor sociale zeepbellen zo gemakkelijk kunnen ontstaan. En waardoor sociaalwetenschappelijk onderzoek zo belangrijk is.
Als we sterk afhankelijk van elkaar zijn, zoals we waren in de Paleo Sociale Omgeving van de jagers en verzamelaars, dan wordt het pakketje "delen en samenwerken" actief. Anders gezegd, "we moeten hier samen wat van maken" of "we zijn op elkaar aangewezen". Het gaat dan om het delen van risico's.
Maar als iedereen zijn eigen voedsel verbouwt en de opbrengsten daarvan afhangen van de eigen inspanningen, dan activeert dat het pakketje "neem de verantwoordelijkheid voor je eigen lot" of "werk hard zodat je niet onnodig je hand hoeft op te houden".
In onze huidige maatschappij kunnen omgevingskenmerken dan weer het ene dan weer het andere pakketje activeren. Daarbij gaat het niet alleen over die kenmerken zelf, maar vooral ook over de informatie daarover die bij mensen meer of minder aanwezig is. Dat betekent bijvoorbeeld dat onze steun voor de verzorgingsstaat kan afhangen van wat we denken te weten over de mate waarin onze uitkomsten bepaald worden door eigen inspanningen dan wel door toeval en geluk. Hoe meer we geneigd zijn dat eerste te geloven, hoe minder we willen dat de overheid in de markt ingrijpt en hoe minder we de verzorgingsstaat steunen. We denken dan, aldus Tim Harford, als landbouwers.
Maar als we meer oog hebben voor de werking van geluk en toeval, dan schuift ons denken op naar de jagers-verzamelaars en ondersteunen we meer inkomensgelijkheid, inkomensherverdeling en sociale voorzieningen.
Dat maakt sociaalwetenschappelijk onderzoek naar de rol van inspanningen versus geluk natuurlijk van groot belang. Zoals bijvoorbeeld het onderzoek van Kahneman dat uitwees dat de "prestaties" van financiële adviseurs vrijwel volledig op geluk en toeval berustten en daarmee dus ook hun bonussen. Hetzelfde blijkt ook in grote mate op te gaan voor de "prestaties" van CEO's. Onderzoek naar de "omgevingskenmerken" van onze huidige maatschappij is dus hard nodig om het juiste pakketje van morele intuïties actief te laten worden.
Maar daar komt meteen bij dat Tim Harfords onderscheiding van die twee pakketjes onvolledig is.
Want als je goed kijkt, dan blijkt dat "delen en samenwerken" en "werk hard zodat je niet onnodig je hand hoeft op te houden" allebei onderdeel te zijn van het grotere pakket van de morele gemeenschapsintuïties. In die Paleo Sociale Omgeving van de jagers-verzamelaars kon je op anderen rekenen als je het alleen niet redde, maar daar stond wel tegenover dat je niet van anderen hoorde te profiteren. Eigen inspanning werd verlangd, zowel ten bate van jezelf als ten bate van de groep. Vandaar onze negatieve houding tegenover profiteurs en meelifters en onze neiging om hen te sanctioneren. En de collectieve voordelen daarvan. Zie Elkaar bij de les houden in zelforganisatie.
Maar dat wijst ons dus meteen op het tweede grotere pakket, dat van de morele intuïties van de statushiërarchie, dat naast de gemeenschapsintuïties het morele kompas van mensen zo innerlijk tegenstrijdig maakt. Want wij hebben ook morele intuïties in ons die ons aanzetten tot het functioneren in een statushiërarchie als die er eenmaal is. We zijn geneigd om gezag te aanvaarden en verwachten dat van anderen. En we zijn geneigd om gezag te associëren met heiligheid en voelen weerstand tegen ontering en schennis daarvan. (En dan zie ik nog af van onze neigingen tot statuscompetitie, waarmee we buiten het terrein van morele intuïties terecht komen.)
Dat pakket van de statushiërarchie is een overblijfsel en menselijke uitwerking van het alfa mannetjes-model van wat waarschijnlijk de gemeenschappelijke voorouder was van de eerste mensachtigen en de chimpansees.
En het verwaarlozen daarvan zou een sterk onvolledig beeld scheppen van de huidige samenleving. We zouden bijvoorbeeld niet kunnen verklaren dat mensen vaak geneigd zijn om zich in hun denken door gezag te laten leiden in plaats van door de beschikbare informatie. Waardoor sociale zeepbellen zo gemakkelijk kunnen ontstaan. En waardoor sociaalwetenschappelijk onderzoek zo belangrijk is.
maandag 16 december 2013
Eurocommissaris Andor: Beleid heeft gefaald. Doorbraak in eurocrisis?
Dit lijkt een belangrijke ontwikkeling in het verloop van de eurocrisis. Eurocommissaris László Andor houdt de zes veronderstellingen van het huidige beleid van de eurozone tegen het licht en komt tot de conclusie dat ze allemaal niet deugen. Als we zo doorgaan, ondermijnen we de steun voor Europa en voor de democratie. Er zijn ingrijpende beleidswijzigingen noodzakelijk. Volg de link onderaan.
Zijn inhoudelijke argumenten zijn natuurlijk niet nieuw. Het is terecht dat hij verwijst naar Paul de Grauwe, die al in een vroeg stadium waarschuwde voor de systeemfouten van de muntunie. Maar tot nu toe o zo weinig gehoor vond.
Maar ook interessant is dat hij een een rapport noemt van een door de Europese Commissie in de jaren 70 van de vorig eeuw (!) ingestelde commissie van economisch deskundigen die toen al waarschuwden voor een muntunie zonder een eigen budget. En dus zonder fiscale transfers. Ik vond dat rapport hier (pdf). Heel lezenswaard. Het verscheen in 1975!
Is dit misschien het begin van een doorbraak? Ik ben heel benieuwd.
Can we move beyond the Maastricht orthodoxy? | vox
Zijn inhoudelijke argumenten zijn natuurlijk niet nieuw. Het is terecht dat hij verwijst naar Paul de Grauwe, die al in een vroeg stadium waarschuwde voor de systeemfouten van de muntunie. Maar tot nu toe o zo weinig gehoor vond.
Maar ook interessant is dat hij een een rapport noemt van een door de Europese Commissie in de jaren 70 van de vorig eeuw (!) ingestelde commissie van economisch deskundigen die toen al waarschuwden voor een muntunie zonder een eigen budget. En dus zonder fiscale transfers. Ik vond dat rapport hier (pdf). Heel lezenswaard. Het verscheen in 1975!
Is dit misschien het begin van een doorbraak? Ik ben heel benieuwd.
Can we move beyond the Maastricht orthodoxy? | vox
zondag 15 december 2013
Hoe groot is de steun voor de verzorgingsstaat? En wat denken burgers over de houdbaarheid er van?
Ondanks dat politici er tot nog toe behoorlijk mee weg komen als ze beweren dat de verzorgingsstaat economisch niet houdbaar is en zelfs dat het voor uitkeringstrekkers zelf beter zou zijn als ze verplicht te werk gesteld worden, is de steun voor de verzorgingsstaat groot. Zie het bericht Burgers willen geen kleinere overheid met lagere belastingen voor informatie over Nederland en Groot-Brittannië. En zie het bericht Verzorgingsstaat, welvaart en geluk voor aanwijzingen dat verzorgingsstaten niet alleen bijdragen tot economische welvaart, maar ook tot geluksgevoelens.
Dat beeld wordt bevestigd door de nieuwe studie The Welfare State or the Economy. Preferences, Constituencies and Strategies for Retrenchment (betaalpoort), die informatie verschaft over wat burgers in West-Europa van de verzorgingsstaat vinden. Het gaat over de volgende landen: België, Denemarken, Finland, Frankrijk, Duitsland, Groot-Brittannië. Ierland, Nederland, Noorwegen, Portugal, Spanje, Zweden en Zwitserland.
Als je die landen bij elkaar neemt en kijkt naar de stelling "De overheid moet maatregelen nemen om de ongelijkheid in inkomens terug te dringen" dan is 24% het daar helemaal mee eens en 45% is het er mee eens. Samen dus 69%, een zeer ruime meerderheid. Daartegenover staat 13% die het er mee oneens is en een schamele 2,3% die het er helemaal mee oneens is. De rest, 15,8%, is het er noch mee eens, noch mee oneens. Er is weinig twijfel dat de verzorgingsstaat in deze landen op grote instemming kan rekenen.
Maar hoe zit het dan met het mogelijke bezwaar dat de verzorgingsstaat weliswaar een mooi idee is, maar dat al die herverdeling en uitkeringen economisch niet meer houdbaar zijn? Dus met de, overigens onjuiste, gedachte dat verzorgingsstaat en hoge economische groei niet goed samen gaan? Dat is de gedachte waarmee sommige politici verdedigen dat het allemaal wat minder moet. De overheid moet een kopje kleiner, dat is voor iedereen beter. Zeggen ze.
Hoe denken de burgers daarover? Dat is na te gaan door te kijken naar hoe mensen reageren op de stelling "De sociale voorzieningen leggen een te grote druk op de economie". Als je het daar mee eens bent, dan twijfel je dus aan de houdbaarheid van de verzorgingsstaat. Welnu, 5,4% is het daar helemaal mee eens en 32,6% mee eens. Samen dus 38%, die aan de houdbaarheid twijfelt. Daartegenover is 5,1% het er helemaal mee oneens en 29,7% het er mee oneens. Samen bijna 34%, die vindt dat de verzorgingsstaat houdbaar is. Een grote groep, iets meer dan 27% zit in het midden.
Dat wijst er op dat die politici die uitdragen dat het allemaal wat minder moet, er toch nog in slagen om 38% van het kiezersvolk daarin mee te krijgen. Het grootste deel daarvan is dus wel aanhanger van het idee van de verzorgingsstaat.
Maar een meerderheid is dat bepaald ook weer niet. En dat percentage zou nog flink kunnen dalen als burgers wat beter zouden worden voorgelicht. Laat ik me zelf nog even citeren:
Dat beeld wordt bevestigd door de nieuwe studie The Welfare State or the Economy. Preferences, Constituencies and Strategies for Retrenchment (betaalpoort), die informatie verschaft over wat burgers in West-Europa van de verzorgingsstaat vinden. Het gaat over de volgende landen: België, Denemarken, Finland, Frankrijk, Duitsland, Groot-Brittannië. Ierland, Nederland, Noorwegen, Portugal, Spanje, Zweden en Zwitserland.
Als je die landen bij elkaar neemt en kijkt naar de stelling "De overheid moet maatregelen nemen om de ongelijkheid in inkomens terug te dringen" dan is 24% het daar helemaal mee eens en 45% is het er mee eens. Samen dus 69%, een zeer ruime meerderheid. Daartegenover staat 13% die het er mee oneens is en een schamele 2,3% die het er helemaal mee oneens is. De rest, 15,8%, is het er noch mee eens, noch mee oneens. Er is weinig twijfel dat de verzorgingsstaat in deze landen op grote instemming kan rekenen.
Maar hoe zit het dan met het mogelijke bezwaar dat de verzorgingsstaat weliswaar een mooi idee is, maar dat al die herverdeling en uitkeringen economisch niet meer houdbaar zijn? Dus met de, overigens onjuiste, gedachte dat verzorgingsstaat en hoge economische groei niet goed samen gaan? Dat is de gedachte waarmee sommige politici verdedigen dat het allemaal wat minder moet. De overheid moet een kopje kleiner, dat is voor iedereen beter. Zeggen ze.
Hoe denken de burgers daarover? Dat is na te gaan door te kijken naar hoe mensen reageren op de stelling "De sociale voorzieningen leggen een te grote druk op de economie". Als je het daar mee eens bent, dan twijfel je dus aan de houdbaarheid van de verzorgingsstaat. Welnu, 5,4% is het daar helemaal mee eens en 32,6% mee eens. Samen dus 38%, die aan de houdbaarheid twijfelt. Daartegenover is 5,1% het er helemaal mee oneens en 29,7% het er mee oneens. Samen bijna 34%, die vindt dat de verzorgingsstaat houdbaar is. Een grote groep, iets meer dan 27% zit in het midden.
Dat wijst er op dat die politici die uitdragen dat het allemaal wat minder moet, er toch nog in slagen om 38% van het kiezersvolk daarin mee te krijgen. Het grootste deel daarvan is dus wel aanhanger van het idee van de verzorgingsstaat.
Maar een meerderheid is dat bepaald ook weer niet. En dat percentage zou nog flink kunnen dalen als burgers wat beter zouden worden voorgelicht. Laat ik me zelf nog even citeren:
Al met al redenen om te denken dat die opbouw van de verzorgingsstaat na de Tweede Wereldoorlog in de westerse landen niet zomaar een voorbijgaand verschijnsel is. Ik denk als je de menselijke sociale natuur combineert met algemeen kiesrecht en met voldoende garanties voor goed onderwijs en goede informatievoorziening, dat er dan altijd een behoorlijk omvangrijke verzorgingsstaat uit te voorschijn komt. Mensen zijn bereid daarvoor te betalen.
Muziek voor de zondagochtend - Sviatoslav Richter and the Borodin Quartet play Dvorak Quintet No.2 A Ma...
Vrijdagavond, de tweede avond van Winteravonden aan de Amstel, speelde het Borodin Kwartet in de Hermitage Amsterdam. Het Strijkkwartet nr. 1 in D van Tsjaikovski, het Chanson perpétuelle Op. 37 van Chausson en een Pianokwintet van Franck. Met sopraan Anna Azernikova (Chausson) en pianiste Basinia Shulman (Chausson en Franck).
Het Borodin Kwartet heeft een lange traditie en is, sinds de oprichting in 1945, natuurlijk verschillende keren van samenstelling veranderd. Zie hier hun website. Ik ervoer het vrijdagavond als een aanraking met de geschiedenis. En wat een geconcentreerd, strak en precies spel! Zonder enige poespas en aanstellerij.
Hier spelen ze samen met Sviatoslav Richter het Tweede Pianokwintet van Dvorak. Dat was in 1982. Als ik het goed heb, was de huidige tweede violist, Andrei Abramenkov, er toen ook al.
Het Borodin Kwartet heeft een lange traditie en is, sinds de oprichting in 1945, natuurlijk verschillende keren van samenstelling veranderd. Zie hier hun website. Ik ervoer het vrijdagavond als een aanraking met de geschiedenis. En wat een geconcentreerd, strak en precies spel! Zonder enige poespas en aanstellerij.
Hier spelen ze samen met Sviatoslav Richter het Tweede Pianokwintet van Dvorak. Dat was in 1982. Als ik het goed heb, was de huidige tweede violist, Andrei Abramenkov, er toen ook al.
donderdag 12 december 2013
Opgroeien in armoede is af te lezen aan langzamere hersenontwikkeling in eerste levensjaren
Ons inzicht in wat het betekent om arm te zijn in een overwegend welvarende maatschappij, dus in wat het betekent om een lage status te hebben, neemt steeds meer toe. Nu is er de studie Family Poverty Affects the Rate of Human Infant Brain Growth (pdf) die laat zien welke effecten armoede heeft op de hersenontwikkeling in de eerste levensjaren.
De onderzoekers volgden 77 kinderen tot hun vierde levensjaar, geboren in arme gezinnen (onder de armoedegrens) tot welvarende gezinnen (meer dan vier maal de armoedegrens). Dat hield o.a. ook in dat op een aantal momenten een hersenscan werd genomen. Het bleek toen dat de groei van het volume grijze stof in de frontale en de pariëtale kwab van de neocortex bij kinderen uit arme gezinnen achterbleef. Terwijl er aanvankelijk geen verschil was. De oorzaak lijkt dus te liggen in verschillen in het opgroeien in die eerste vier levensjaren.
Wat is het belang van die langzamere ontwikkeling van volumes grijze stof in die hersendelen? De functies van die frontale kwab liggen op het gebied van planning en impuls- en aandachtsbeheersing. En de pariëtale kwab is actief als het gaat om het integreren van de verschillende zintuigen, om visuele aandacht en om de verbindingen tussen verschillende hersendelen. Bekend is dat lagere volumes van die grijze stof in deze twee kwabben samenhangen met gedragsproblemen.
Ligt dit verschil nu inderdaad echt aan die armoede? Of zijn er misschien andere factoren die, wellicht, meer bij arme gezinnen voorkomen? Met die mogelijkheid hadden de onderzoekers rekening gehouden. Ze hadden kinderen van het onderzoek uitgesloten waar "iets" mee aan de hand was of waarvan de medische geschiedenis onbekend was. Zo waren er geen adoptiekinderen, geen kinderen met een moeder die tijdens de zwangerschap gerookt of gedronken had, geen kinderen waarvan de bevalling gecompliceerd was of met neonatale complicaties, geen kinderen met taal- of leerproblemen of medische problemen en geen kinderen met psychiatrische problemen in de familie.
Het lijkt er dus op dat de oorzaak echt met die armoede te maken heeft. En dat zou ook overeenkomen met ander onderzoek bij dieren en mensen naar de invloed van stress en deprivatie op de hersenontwikkeling. Denk ook aan dit bericht (en volg de links daarin) over de chronische angst- en onveiligheidsgevoelens waarmee armoede en lage status en discriminatie gepaard gaan. Je kunt niet aannemen dat kinderen van vier jaar en jonger al veel besef hebben van de armoede in het gezin waarin ze opgroeien. Maar ze ervaren natuurlijk wel de stress en de angst en de onzekerheid van hun ouders en van andere gezinsleden. En de gevolgen daarvan zien we dus in die hersenscans.
Denk ook even aan de gevolgen van armoede voor het cognitieve functioneren. En sta ook nog even stil bij de WRR-lezing van Richard Wilkinson over de schadelijke gevolgen van grote inkomensongelijkheid.
De onderzoekers volgden 77 kinderen tot hun vierde levensjaar, geboren in arme gezinnen (onder de armoedegrens) tot welvarende gezinnen (meer dan vier maal de armoedegrens). Dat hield o.a. ook in dat op een aantal momenten een hersenscan werd genomen. Het bleek toen dat de groei van het volume grijze stof in de frontale en de pariëtale kwab van de neocortex bij kinderen uit arme gezinnen achterbleef. Terwijl er aanvankelijk geen verschil was. De oorzaak lijkt dus te liggen in verschillen in het opgroeien in die eerste vier levensjaren.
Wat is het belang van die langzamere ontwikkeling van volumes grijze stof in die hersendelen? De functies van die frontale kwab liggen op het gebied van planning en impuls- en aandachtsbeheersing. En de pariëtale kwab is actief als het gaat om het integreren van de verschillende zintuigen, om visuele aandacht en om de verbindingen tussen verschillende hersendelen. Bekend is dat lagere volumes van die grijze stof in deze twee kwabben samenhangen met gedragsproblemen.
Ligt dit verschil nu inderdaad echt aan die armoede? Of zijn er misschien andere factoren die, wellicht, meer bij arme gezinnen voorkomen? Met die mogelijkheid hadden de onderzoekers rekening gehouden. Ze hadden kinderen van het onderzoek uitgesloten waar "iets" mee aan de hand was of waarvan de medische geschiedenis onbekend was. Zo waren er geen adoptiekinderen, geen kinderen met een moeder die tijdens de zwangerschap gerookt of gedronken had, geen kinderen waarvan de bevalling gecompliceerd was of met neonatale complicaties, geen kinderen met taal- of leerproblemen of medische problemen en geen kinderen met psychiatrische problemen in de familie.
Het lijkt er dus op dat de oorzaak echt met die armoede te maken heeft. En dat zou ook overeenkomen met ander onderzoek bij dieren en mensen naar de invloed van stress en deprivatie op de hersenontwikkeling. Denk ook aan dit bericht (en volg de links daarin) over de chronische angst- en onveiligheidsgevoelens waarmee armoede en lage status en discriminatie gepaard gaan. Je kunt niet aannemen dat kinderen van vier jaar en jonger al veel besef hebben van de armoede in het gezin waarin ze opgroeien. Maar ze ervaren natuurlijk wel de stress en de angst en de onzekerheid van hun ouders en van andere gezinsleden. En de gevolgen daarvan zien we dus in die hersenscans.
Denk ook even aan de gevolgen van armoede voor het cognitieve functioneren. En sta ook nog even stil bij de WRR-lezing van Richard Wilkinson over de schadelijke gevolgen van grote inkomensongelijkheid.
dinsdag 10 december 2013
Meer omgang met vrienden, familie en buren vergroot het algemene vertrouwen in anderen
In de sociale wetenschappen is, vooral sinds Putnam's Bowling Alone (2000), veel aandacht voor verschillen in het vertrouwen dat mensen in anderen hebben. Het gaat dan om het vertrouwen in mensen in het algemeen (generalized trust). Het blijkt dat landen met een hoge mate van dat algemene vertrouwen het in allerlei opzichten beter doen. Zo is er meer onderlinge samenwerking, werkt de democratie beter en gaat het economisch beter. Als het algemene vertrouwen achteruitgaat, zoals in de Verenigde Staten, dan is dat reden voor bezorgdheid.
Maar waar zou dat vertrouwen in mensen in het algemeen van afhangen? Eerst: wat houdt vertrouwen in mensen in het algemeen precies in? Dat wordt duidelijk als je weet hoe het in vragenlijsten wordt gemeten. Zoals in het onderzoek hieronder met de volgende drie vragen:
Dat is wel een interessant resultaat. Want je hoort ook wel de gedachte dat als mensen veel omgaan met hun kring van persoonlijke relaties, dat ze dan juist wantrouwender worden tegenover anderen, de buitenstaanders. Teveel nadruk op de eigen ingroup, de kring van sterke bindingen, zou volgens deze gedachte ten koste gaan van de interesse en het vertrouwen in de outgroup, de kring van zwakke bindingen. Daar lijkt de vrees achter te zitten dat mensen zich teveel in hun eigen netwerk opsluiten en dat ze zich daardoor van de wereld afkeren of daartegenover zelfs wantrouwen ontwikkelen.
Maar dat lijkt dus anders te liggen. Hoe meer je actief bent in die vertrouwde kring van persoonlijke relaties, familie, vrienden en buren, hoe meer je de mensheid in het algemeen vertrouwt. Vertrouwen in kleine kring generaliseert naar vertrouwen in de grote kring, in mensen die je maar vaag kent of helemaal niet kent. "Als de mensen met wie ik omga oké zijn, waarom zou dan niet iedereen oké zijn?"
Als je er voor pleit dat mensen elkaar in de straat en de buurt beter zouden moeten leren kennen, dus pleit voor het bevorderen van een sociaal buurtleven, zoals ik wel eens doe, dan krijg je wel eens de tegenwerping dat dat ook negatief zou kunnen uitwerken. Zo'n buurtgemeenschap zou ten koste gaan van de ruime blik op de maatschappij als geheel. Maar dat klopt dus niet. Hier gaan verschillende wenselijkheden juist heel goed samen.
(Zie ook The importance of being we: human nature and intergroup relations (betaalpoort) voor een mooi overzicht van onderzoek dat in dezelfde richting wijst.)
Maar waar zou dat vertrouwen in mensen in het algemeen van afhangen? Eerst: wat houdt vertrouwen in mensen in het algemeen precies in? Dat wordt duidelijk als je weet hoe het in vragenlijsten wordt gemeten. Zoals in het onderzoek hieronder met de volgende drie vragen:
- Zou je zeggen dat mensen meestal hulpvaardig proberen te zijn of dat ze meestal alleen aan zichzelf denken?
- Denk je dat de meeste mensen misbruik van je zouden maken als ze de kans kregen, of zouden ze proberen om eerlijk te zijn?
- Zou je in het algemeen gesproken zeggen dat je de meeste mensen kunt vertrouwen of dat je niet voorzichtig genoeg kan zijn?
Dat is wel een interessant resultaat. Want je hoort ook wel de gedachte dat als mensen veel omgaan met hun kring van persoonlijke relaties, dat ze dan juist wantrouwender worden tegenover anderen, de buitenstaanders. Teveel nadruk op de eigen ingroup, de kring van sterke bindingen, zou volgens deze gedachte ten koste gaan van de interesse en het vertrouwen in de outgroup, de kring van zwakke bindingen. Daar lijkt de vrees achter te zitten dat mensen zich teveel in hun eigen netwerk opsluiten en dat ze zich daardoor van de wereld afkeren of daartegenover zelfs wantrouwen ontwikkelen.
Maar dat lijkt dus anders te liggen. Hoe meer je actief bent in die vertrouwde kring van persoonlijke relaties, familie, vrienden en buren, hoe meer je de mensheid in het algemeen vertrouwt. Vertrouwen in kleine kring generaliseert naar vertrouwen in de grote kring, in mensen die je maar vaag kent of helemaal niet kent. "Als de mensen met wie ik omga oké zijn, waarom zou dan niet iedereen oké zijn?"
Als je er voor pleit dat mensen elkaar in de straat en de buurt beter zouden moeten leren kennen, dus pleit voor het bevorderen van een sociaal buurtleven, zoals ik wel eens doe, dan krijg je wel eens de tegenwerping dat dat ook negatief zou kunnen uitwerken. Zo'n buurtgemeenschap zou ten koste gaan van de ruime blik op de maatschappij als geheel. Maar dat klopt dus niet. Hier gaan verschillende wenselijkheden juist heel goed samen.
(Zie ook The importance of being we: human nature and intergroup relations (betaalpoort) voor een mooi overzicht van onderzoek dat in dezelfde richting wijst.)
maandag 9 december 2013
Gevoel van macht maakt mensen minder empathisch
Mensen die meer gericht zijn op het streven naar status, macht en succes zijn meer geneigd tot fraude en bedrog. Zie dit bericht. Zou dat er mee samen kunnen hangen dat mensen die meer statuscompetitief zijn ingesteld minder empathisch zijn? Ze zouden andere mensen meer kunnen zien als middelen om hun eigen doelen te bereiken en daardoor minder in hun welzijn zijn geïnteresseerd. Zijn ze manipulatief en zien ze anderen als pionnen op een schaakbord?
Als dat zo is en als je veronderstelt dat zulke mensen ook succesvoller zijn in het bereiken van machtsposities, dan zou dat verklaren waarom machtigen minder empathisch zijn. Ze waren dat al toen ze nog niet aan de macht waren en die eigenschap heeft hen geholpen om daar terecht te komen. Ze zijn erg gemotiveerd en hebben minder scrupules. Zie bijvoorbeeld Hoe komen foute leiders aan de macht? en Psychopathische leiders beoordeeld als communicatief, strategisch en creatief. Máár..... en Zijn narcisten goed in verwerven van leiderschap en slecht in uitoefenen daarvan?
Maar het kan, daarnaast, ook zijn dat je minder empathisch wordt als je aan de macht bent gekomen. Het bekleden van een machtspositie en het gevoel van macht dat daarmee gepaard gaat, maken dat je je minder inleeft in anderen. Je gevoel van almacht en onafhankelijkheid bedwelmen je zodanig dat anderen er niet meer toe doen. Of dat ze er alleen nog toe doen als mogelijke vijanden en rivalen. In geen geval mensen waarom je je zou bekommeren.
Aanwijzingen daarvoor komen uit de studie Power and Perspectives Not Taken, waar Rita Smaniotto mij per email op attendeerde. In vier experimenten werden proefpersonen geprimed met een hoge dan wel een lage machtspositie. Dat wil zeggen dat ze zich in de eerste conditie een voorval moesten herinneren en beschrijven waarin ze macht over anderen uitoefenden, bijvoorbeeld anderen beoordeelden. En in de tweede conditie juist een voorval waarin anderen macht over hen hadden.
Het bleek toen dat degenen bij wie dat gevoel van macht was opgewekt, zich minder goed in anderen inleefden. Een opdracht was bijvoorbeeld om met een viltstift een hoofdletter E op je voorhoofd te schrijven. Degenen met dat gevoel van macht deden dat vaker zo dat die E voor anderen in spiegelschrift was geschreven. Ook waren ze meer geneigd om een scenario uitsluitend vanuit hun eigen perspectief te interpreteren, in plaats van het perspectief van de personen die werden beschreven. En ze waren minder goed in staat om emoties van gezichten af te lezen.
Kortom, macht doet iets met je. Je wordt er minder empathisch door en empathie is de grondslag voor pro-sociaal gedrag. Met macht moeten we dus oppassen. Niet alleen kunnen de verkeerde personen aan de macht komen, daarbovenop maakt macht je tot een slechter mens.
Als dat zo is en als je veronderstelt dat zulke mensen ook succesvoller zijn in het bereiken van machtsposities, dan zou dat verklaren waarom machtigen minder empathisch zijn. Ze waren dat al toen ze nog niet aan de macht waren en die eigenschap heeft hen geholpen om daar terecht te komen. Ze zijn erg gemotiveerd en hebben minder scrupules. Zie bijvoorbeeld Hoe komen foute leiders aan de macht? en Psychopathische leiders beoordeeld als communicatief, strategisch en creatief. Máár..... en Zijn narcisten goed in verwerven van leiderschap en slecht in uitoefenen daarvan?
Maar het kan, daarnaast, ook zijn dat je minder empathisch wordt als je aan de macht bent gekomen. Het bekleden van een machtspositie en het gevoel van macht dat daarmee gepaard gaat, maken dat je je minder inleeft in anderen. Je gevoel van almacht en onafhankelijkheid bedwelmen je zodanig dat anderen er niet meer toe doen. Of dat ze er alleen nog toe doen als mogelijke vijanden en rivalen. In geen geval mensen waarom je je zou bekommeren.
Aanwijzingen daarvoor komen uit de studie Power and Perspectives Not Taken, waar Rita Smaniotto mij per email op attendeerde. In vier experimenten werden proefpersonen geprimed met een hoge dan wel een lage machtspositie. Dat wil zeggen dat ze zich in de eerste conditie een voorval moesten herinneren en beschrijven waarin ze macht over anderen uitoefenden, bijvoorbeeld anderen beoordeelden. En in de tweede conditie juist een voorval waarin anderen macht over hen hadden.
Het bleek toen dat degenen bij wie dat gevoel van macht was opgewekt, zich minder goed in anderen inleefden. Een opdracht was bijvoorbeeld om met een viltstift een hoofdletter E op je voorhoofd te schrijven. Degenen met dat gevoel van macht deden dat vaker zo dat die E voor anderen in spiegelschrift was geschreven. Ook waren ze meer geneigd om een scenario uitsluitend vanuit hun eigen perspectief te interpreteren, in plaats van het perspectief van de personen die werden beschreven. En ze waren minder goed in staat om emoties van gezichten af te lezen.
Kortom, macht doet iets met je. Je wordt er minder empathisch door en empathie is de grondslag voor pro-sociaal gedrag. Met macht moeten we dus oppassen. Niet alleen kunnen de verkeerde personen aan de macht komen, daarbovenop maakt macht je tot een slechter mens.
zondag 8 december 2013
Muziek voor de zondagochtend - FOLÍAS DE ESPAÑA - Concierto de Jordi Savall
Zullen we weer eens ergens de tijd voor nemen? Zoals voor Jordi Savall?
zaterdag 7 december 2013
Over Michiel Emmelkamp, die zich echt is gaan informeren over wat er in de eurozone aan de hand is
Kijk, dat is bemoedigend. Socioloog Michiel Emmelkamp, die voor de PvdA naar het Europese Parlement wil, heeft zich geïnformeerd over de echte oorzaken van de eurocrisis en van de problemen in Spanje. Lees zijn interessante blogbericht via de link onderaan.
Nu nog afwachten welke conclusies hij trekt voor wat het beleid van zijn partij zou moeten zijn, in Europa en en Nederland. Het zou, Michiel, niet alleen socialer moeten, maar vooral ook: economisch verstandiger. Neem bijvoorbeeld een keer de tijd om van dit blog alle berichten achter de labels "eurocrisis" en 'bezuinigingszeepbel" (in de rechterkolom) te lezen.
Maar dit bericht is bemoedigend genoeg om Michiel succes te wensen met zijn campagne.
700.000 gezinnen zonder inkomen in Madrid. Over solidariteit, de shock doctrine en een socialer alternatief. | Europa van onderop:
'via Blog this'
Nu nog afwachten welke conclusies hij trekt voor wat het beleid van zijn partij zou moeten zijn, in Europa en en Nederland. Het zou, Michiel, niet alleen socialer moeten, maar vooral ook: economisch verstandiger. Neem bijvoorbeeld een keer de tijd om van dit blog alle berichten achter de labels "eurocrisis" en 'bezuinigingszeepbel" (in de rechterkolom) te lezen.
Maar dit bericht is bemoedigend genoeg om Michiel succes te wensen met zijn campagne.
700.000 gezinnen zonder inkomen in Madrid. Over solidariteit, de shock doctrine en een socialer alternatief. | Europa van onderop:
'via Blog this'
donderdag 5 december 2013
Het klopt dat het streven naar status, macht en succes samen gaat met fraude en bedrog
Klopt het dat de neoliberale ideologie, waarin het streven naar macht, status en succes ruim baan krijgt, omdat het via de onzichtbare hand van het marktmechanisme tot maatschappelijk wenselijke uitkomsten zou leiden, aanzet tot fraude en bedrog?
Je zou het gaan denken als je het nieuws volgt. Bijna elke dag zijn er berichten over machtige en succesvolle leiders in het bedrijfsleven en de bankensector die zich voor de rechter moeten verantwoorden voor pogingen tot zelfverrijking door oneerlijke praktijken. Praktijken die ook zijn doorgedrongen tot het wetenschappelijk onderwijs en onderzoek, blijkend uit de berichten over plagiaat en fraude door studenten en onderzoekers. Wat er mee zou kunnen samen hangen dat neoliberale waarden van individueel succes en onderlinge competitie ook in het wetenschappelijk bedrijf zijn gaan domineren. (Update. Zie ook nog eens hier.) Maar ook in het openbaar bestuur en in semi-overheidsinstellingen zoals op het terrein van de volkshuisvesting, lijken zelfverrijking en fraude gangbare praktijken.
Je gaat kortom vermoeden dat de neoliberale ideologie met zijn rotsvaste geloof in de weldadige werking van de markt en zijn wantrouwen tegenover de overheid een rol speelt in de golf van fraude en bedrog die door ons publieke domein trekt. De ideologie van de onzichtbare hand lijkt te fungeren als een morele vrijbrief.
Er is nu de studie Why Neoliberal Values of Self-Enhancement Lead to Cheating in Higher Education. A Motivational Account (betaalpoort) die deze vermoedens bevestigt. De onderzoekers vroegen Zwitserse studenten van een managementopleiding hoe belangrijk ze het vonden: om beter dan anderen te zijn, om rijk te zijn, om ambitieus te zijn, om te laten zien hoe goed je bent, om succesvol te zijn en om degene te zijn die besluiten neemt en de leiding heeft. Allemaal waarden in de sfeer van zelfverheffing, die volgens die neoliberale ideologie via het marktmechanisme zo weldadig zouden uitwerken op de gezamenlijke welvaart.
Het bleek toen dat degenen die deze waarden meer onderschreven, meer geneigd waren om academische fraude goed te praten. Het ging dan om het overschrijven van het werk van anderen of van internet en om het als eigen prestatie presenteren van werk waarbij anderen hadden geholpen. En het bleek dat dit verband verklaard kon worden doordat deze studenten meer gemotiveerd werden door het indruk op anderen maken en beter te zijn dan anderen. Blijkbaar is het statuscompetitieve element in het aanhangen van die neoliberale waarden dat maakt dat fraude en bedrog er gemakkelijk uit voortvloeien.
Dat laatste gebeurde ook inderdaad feitelijk. Want de onderzoekers lieten de studenten ook opdrachten uitvoeren en hen daarna rapporteren welke ze succesvol hadden uitgevoerd. Die opdrachten bestonden er uit dat je verschillende figuren moest natekenen zonder je pen van het papier te halen. Sommige van die opdrachten waren echter onuitvoerbaar, zonder dat ze op het oog moeilijker leken. Het bleek toen dat de studenten die meer die statuscompetitieve waarden aanhingen, meer rapporteerden dat ze die onuitvoerbare opdrachten tot een succesvol einde hadden gebracht.
Oké, maar kun je die negatieve uitwerking van die neoliberale waarden ook tegengaan door de studenten in aanraking te laten komen met tegenovergestelde ideeën? Ja, dat bleek inderdaad mogelijk te zijn. Want studenten die vlak daarvoor een (fictieve) speech hadden gelezen van een Nobelprijswinnaar die opriep om het vak economie in dienst te stellen van het goede leven en dat het goede leven er uit bestond dat je hulpvaardig bent, rechtvaardig, verantwoordelijk bent en vrijheid en vrede nastreeft, dan bleek dat het effect van die neoliberale waarden was weggevallen. Die morele oproep bleek voldoende tegenwicht te bieden.
We kunnen dus beïnvloed worden door de ideologie van de weldadige werking van het marktmechanisme, die ons een morele vrijbrief verschaft voor fraude en bedrog. Maar als we er aan herinnerd worden, door een gerespecteerde bron, dat ander gedrag van ons verwacht wordt, dan blijkt dat verschil te maken. Dat geeft te denken over de werking van sociale beïnvloeding en het belang van die werking. Ideologieën zijn niet onschuldig. En morele oproepen kunnen effectief zijn.
Deze resultaten komen overigens overeen met onderzoek waaruit blijkt dat het volgen van colleges economie waarin het marktdenken wordt uitgedragen en het streven naar eigenbelang als vanzelfsprekend wordt verondersteld, minder pro-sociaal maakt. Zie eerder dit bericht.
Je zou het gaan denken als je het nieuws volgt. Bijna elke dag zijn er berichten over machtige en succesvolle leiders in het bedrijfsleven en de bankensector die zich voor de rechter moeten verantwoorden voor pogingen tot zelfverrijking door oneerlijke praktijken. Praktijken die ook zijn doorgedrongen tot het wetenschappelijk onderwijs en onderzoek, blijkend uit de berichten over plagiaat en fraude door studenten en onderzoekers. Wat er mee zou kunnen samen hangen dat neoliberale waarden van individueel succes en onderlinge competitie ook in het wetenschappelijk bedrijf zijn gaan domineren. (Update. Zie ook nog eens hier.) Maar ook in het openbaar bestuur en in semi-overheidsinstellingen zoals op het terrein van de volkshuisvesting, lijken zelfverrijking en fraude gangbare praktijken.
Je gaat kortom vermoeden dat de neoliberale ideologie met zijn rotsvaste geloof in de weldadige werking van de markt en zijn wantrouwen tegenover de overheid een rol speelt in de golf van fraude en bedrog die door ons publieke domein trekt. De ideologie van de onzichtbare hand lijkt te fungeren als een morele vrijbrief.
Er is nu de studie Why Neoliberal Values of Self-Enhancement Lead to Cheating in Higher Education. A Motivational Account (betaalpoort) die deze vermoedens bevestigt. De onderzoekers vroegen Zwitserse studenten van een managementopleiding hoe belangrijk ze het vonden: om beter dan anderen te zijn, om rijk te zijn, om ambitieus te zijn, om te laten zien hoe goed je bent, om succesvol te zijn en om degene te zijn die besluiten neemt en de leiding heeft. Allemaal waarden in de sfeer van zelfverheffing, die volgens die neoliberale ideologie via het marktmechanisme zo weldadig zouden uitwerken op de gezamenlijke welvaart.
Het bleek toen dat degenen die deze waarden meer onderschreven, meer geneigd waren om academische fraude goed te praten. Het ging dan om het overschrijven van het werk van anderen of van internet en om het als eigen prestatie presenteren van werk waarbij anderen hadden geholpen. En het bleek dat dit verband verklaard kon worden doordat deze studenten meer gemotiveerd werden door het indruk op anderen maken en beter te zijn dan anderen. Blijkbaar is het statuscompetitieve element in het aanhangen van die neoliberale waarden dat maakt dat fraude en bedrog er gemakkelijk uit voortvloeien.
Dat laatste gebeurde ook inderdaad feitelijk. Want de onderzoekers lieten de studenten ook opdrachten uitvoeren en hen daarna rapporteren welke ze succesvol hadden uitgevoerd. Die opdrachten bestonden er uit dat je verschillende figuren moest natekenen zonder je pen van het papier te halen. Sommige van die opdrachten waren echter onuitvoerbaar, zonder dat ze op het oog moeilijker leken. Het bleek toen dat de studenten die meer die statuscompetitieve waarden aanhingen, meer rapporteerden dat ze die onuitvoerbare opdrachten tot een succesvol einde hadden gebracht.
Oké, maar kun je die negatieve uitwerking van die neoliberale waarden ook tegengaan door de studenten in aanraking te laten komen met tegenovergestelde ideeën? Ja, dat bleek inderdaad mogelijk te zijn. Want studenten die vlak daarvoor een (fictieve) speech hadden gelezen van een Nobelprijswinnaar die opriep om het vak economie in dienst te stellen van het goede leven en dat het goede leven er uit bestond dat je hulpvaardig bent, rechtvaardig, verantwoordelijk bent en vrijheid en vrede nastreeft, dan bleek dat het effect van die neoliberale waarden was weggevallen. Die morele oproep bleek voldoende tegenwicht te bieden.
We kunnen dus beïnvloed worden door de ideologie van de weldadige werking van het marktmechanisme, die ons een morele vrijbrief verschaft voor fraude en bedrog. Maar als we er aan herinnerd worden, door een gerespecteerde bron, dat ander gedrag van ons verwacht wordt, dan blijkt dat verschil te maken. Dat geeft te denken over de werking van sociale beïnvloeding en het belang van die werking. Ideologieën zijn niet onschuldig. En morele oproepen kunnen effectief zijn.
Deze resultaten komen overigens overeen met onderzoek waaruit blijkt dat het volgen van colleges economie waarin het marktdenken wordt uitgedragen en het streven naar eigenbelang als vanzelfsprekend wordt verondersteld, minder pro-sociaal maakt. Zie eerder dit bericht.
maandag 2 december 2013
When Prophecy Fails - Worden we geregeerd door een sekte?
Nu onze regering steeds meer op een sekte gaat lijken, wordt het tijd om weer eens bij het sociale mechanisme van When Prophecy Fails stil te staan.
Dat slaat op het verschijnsel dat voor het eerst in 1956 door Leon Festinger, Henry Riecken en Stanley Schachter werd beschreven in hun studie naar een sekte die het einde van de wereld voorspelde. De voorspelling was dat dat op een bepaalde datum zou gebeuren: op 21 december 1954 voor het aanbreken van de ochtend. Toen de catastrofe uitbleef, losten de sekteleden de ontstane cognitieve dissonantie op door het geloof in hun malle ideeën met nog meer energie uit te dragen. De ontstane onzekerheid moest een tegenwicht krijgen in de groei van het aantal aanhangers. Als zoveel mensen hierin geloven, dan moet wat wij denken wel waar zijn.
Ditzelfde sociale mechanisme lijkt ook werkzaam te zijn bij de aanhangers van het marktdenken, het neoliberalisme en de anti-overheidsideologie. Door de kredietcrisis en de economische recessie die daarop volgde, zijn zij niet aan hun ideeën gaan twijfelen, maar er integendeel nog sterker in gaan volharden. Het meest afschrikwekkende voorbeeld daarvan is het optreden van de Republikeinse partij in de Verenigde Staten. Afschrikwekkend, omdat een van de twee grote politiek partijen er geheel door getroffen is geraakt. Lees nog eens Paul Krugman daarover.
Maar even afschrikwekkend is dat we in ons land een hele regering aan de macht hebben die verstrikt is geraakt in het mechanisme van When Prophecy Fails. Ten tijde van het regeerakkoord van Rutte-2 was er bij de politici die dat akkoord sloten de rotsvaste overtuiging dat alle problemen waren veroorzaakt door te grote overheidstekorten. Tegen alle evidentie in. En niet alleen bij de VVD, maar ook bij de PvdA.
Hoe dat kon? Ja, dat kun je je ook afvragen bij die sekteleden die in UFO's en in het naderende einde van de wereld geloofden. Het publieke domein is niet zo maar onder de knie te krijgen. Maar ja, je wilt de politiek in en dan moet je een overtuiging hebben. En dan sluit je je ergens bij aan. En zo kun je aanhanger worden van de vuistregel dat de overheid meer kwaad dan goed kan doen. Of dat een begrotingsevenwicht absoluut noodzakelijk is. En als dat bij de kiezers, die het ook niet precies weten, blijkt aan te slaan, dan kan het zo maar gebeuren dat je op het regeringspluche terecht komt.
Vervolgens voer je dat akkoord uit. En dan blijkt dat de zaken niet zo verlopen als je gedacht had. Je bezuinigt en bezuinigt en bezuinigt, maar het begrotingstekort blijft hoog. En de werkloosheid loopt op. En dan wordt je ook nog afgewaardeerd door Standard & Poor. Terwijl je juist had verkondigd dat dat zou dreigen te gebeuren als je niet was gaan bezuinigen.
Bas Jacobs vreesde al dat onze ministers uit die afwaardering, die trouwens intern inconsistent is, zouden concluderen dat de ingeslagen weg precies de juiste is. En jawel hoor, dat is precies wat ze hebben gedaan. Vandaag zet Bas al hun uitspraken op een rijtje. Het falen van het beleid is geen aanzet tot twijfel, maar juist een aanmoediging om het beleid versterkt door te zetten. When Prophecy Fails in volle werking.
Hoe is dat nu mogelijk? Welnu, Festinger, Riecker en Schachter noemen de volgende vijf voorwaarden waaraan moet zijn voldaan om dat sociale mechanisme in het leven te roepen:
Het is een verontrustende gedachte, dat we door een sekte geregeerd lijken te worden.
Dat slaat op het verschijnsel dat voor het eerst in 1956 door Leon Festinger, Henry Riecken en Stanley Schachter werd beschreven in hun studie naar een sekte die het einde van de wereld voorspelde. De voorspelling was dat dat op een bepaalde datum zou gebeuren: op 21 december 1954 voor het aanbreken van de ochtend. Toen de catastrofe uitbleef, losten de sekteleden de ontstane cognitieve dissonantie op door het geloof in hun malle ideeën met nog meer energie uit te dragen. De ontstane onzekerheid moest een tegenwicht krijgen in de groei van het aantal aanhangers. Als zoveel mensen hierin geloven, dan moet wat wij denken wel waar zijn.
Ditzelfde sociale mechanisme lijkt ook werkzaam te zijn bij de aanhangers van het marktdenken, het neoliberalisme en de anti-overheidsideologie. Door de kredietcrisis en de economische recessie die daarop volgde, zijn zij niet aan hun ideeën gaan twijfelen, maar er integendeel nog sterker in gaan volharden. Het meest afschrikwekkende voorbeeld daarvan is het optreden van de Republikeinse partij in de Verenigde Staten. Afschrikwekkend, omdat een van de twee grote politiek partijen er geheel door getroffen is geraakt. Lees nog eens Paul Krugman daarover.
Maar even afschrikwekkend is dat we in ons land een hele regering aan de macht hebben die verstrikt is geraakt in het mechanisme van When Prophecy Fails. Ten tijde van het regeerakkoord van Rutte-2 was er bij de politici die dat akkoord sloten de rotsvaste overtuiging dat alle problemen waren veroorzaakt door te grote overheidstekorten. Tegen alle evidentie in. En niet alleen bij de VVD, maar ook bij de PvdA.
Hoe dat kon? Ja, dat kun je je ook afvragen bij die sekteleden die in UFO's en in het naderende einde van de wereld geloofden. Het publieke domein is niet zo maar onder de knie te krijgen. Maar ja, je wilt de politiek in en dan moet je een overtuiging hebben. En dan sluit je je ergens bij aan. En zo kun je aanhanger worden van de vuistregel dat de overheid meer kwaad dan goed kan doen. Of dat een begrotingsevenwicht absoluut noodzakelijk is. En als dat bij de kiezers, die het ook niet precies weten, blijkt aan te slaan, dan kan het zo maar gebeuren dat je op het regeringspluche terecht komt.
Vervolgens voer je dat akkoord uit. En dan blijkt dat de zaken niet zo verlopen als je gedacht had. Je bezuinigt en bezuinigt en bezuinigt, maar het begrotingstekort blijft hoog. En de werkloosheid loopt op. En dan wordt je ook nog afgewaardeerd door Standard & Poor. Terwijl je juist had verkondigd dat dat zou dreigen te gebeuren als je niet was gaan bezuinigen.
Bas Jacobs vreesde al dat onze ministers uit die afwaardering, die trouwens intern inconsistent is, zouden concluderen dat de ingeslagen weg precies de juiste is. En jawel hoor, dat is precies wat ze hebben gedaan. Vandaag zet Bas al hun uitspraken op een rijtje. Het falen van het beleid is geen aanzet tot twijfel, maar juist een aanmoediging om het beleid versterkt door te zetten. When Prophecy Fails in volle werking.
Hoe is dat nu mogelijk? Welnu, Festinger, Riecker en Schachter noemen de volgende vijf voorwaarden waaraan moet zijn voldaan om dat sociale mechanisme in het leven te roepen:
The individual must have a deeply held conviction; actions must have been taken for the sake of this belief that are difficult to undo; the belief must be able to be disconfirmed by events in the world; such undeniable disconfirmatory evidence must occur and be recognized by the individual; and the individual believer must have social supportJe was er diep van overtuigd dat je gelijk had. Je hebt daarnaar gehandeld, zodat je moeilijk weer terug kunt. Je overtuiging was zo concreet (bezuinigen lost ons probleem op), dat hij door de feitelijke ontwikkelingen kan worden weerlegd. Die weerlegging valt ook niet te ontkennen. Maar: je bent met een sociale kring van medegelovigen, die elkaar steunen in het besluit om niet toe te geven aan de feitelijke werkelijkheid. Je gaat er nog een keer extra tegenaan.
Het is een verontrustende gedachte, dat we door een sekte geregeerd lijken te worden.
zondag 1 december 2013
Muziek voor de zondagochtend - The Perch Creek Family Jugband - Edinburgh Festival Fringe 2012
Gistermiddag de Matinee in het Concertgebouw met dansen van Bartok, het Vioolconcert van Bernd Aloïs Zimmerman en de Pathétique van Tsjaikovsky. Genoten van het Radio Filharmonisch Orkest onder leiding van Michael Schönwandt en van Alina Ibragimova.
Maar nu is het tijd voor muziek op straat. The Perch Creek Family Jugband, vorig jaar in Edinburgh. Daar had ik ook wel bij willen zijn.
Maar nu is het tijd voor muziek op straat. The Perch Creek Family Jugband, vorig jaar in Edinburgh. Daar had ik ook wel bij willen zijn.
Abonneren op:
Posts (Atom)