donderdag 12 december 2013

Opgroeien in armoede is af te lezen aan langzamere hersenontwikkeling in eerste levensjaren

Ons inzicht in wat het betekent om arm te zijn in een overwegend welvarende maatschappij, dus in wat het betekent om een lage status te hebben, neemt steeds meer toe. Nu is er de studie Family Poverty Affects the Rate of Human Infant Brain Growth (pdf) die laat zien welke effecten armoede heeft op de hersenontwikkeling in de eerste levensjaren.

De onderzoekers volgden 77 kinderen tot hun vierde levensjaar, geboren in arme gezinnen (onder de armoedegrens) tot welvarende gezinnen (meer dan vier maal de armoedegrens). Dat hield o.a. ook in dat op een aantal momenten een hersenscan werd genomen. Het bleek toen dat de groei van het volume grijze stof in de frontale en de pariëtale kwab van de neocortex bij kinderen uit arme gezinnen achterbleef. Terwijl er aanvankelijk geen verschil was. De oorzaak lijkt dus te liggen in verschillen in het opgroeien in die eerste vier levensjaren.

Wat is het belang van die langzamere ontwikkeling van volumes grijze stof in die hersendelen? De functies van die frontale kwab liggen op het gebied van planning en impuls- en aandachtsbeheersing. En de pariëtale kwab is actief als het gaat om het integreren van de verschillende zintuigen, om visuele aandacht en om de verbindingen tussen verschillende hersendelen. Bekend is dat lagere volumes van die grijze stof in deze twee kwabben samenhangen met gedragsproblemen.

Ligt dit verschil nu inderdaad echt aan die armoede? Of zijn er misschien andere factoren die, wellicht, meer bij arme gezinnen voorkomen? Met die mogelijkheid hadden de onderzoekers rekening gehouden. Ze hadden kinderen van het onderzoek uitgesloten waar "iets" mee aan de hand was of waarvan de medische geschiedenis onbekend was. Zo waren er geen adoptiekinderen, geen kinderen met een moeder die tijdens de zwangerschap gerookt of gedronken had, geen kinderen waarvan de bevalling gecompliceerd was of met neonatale complicaties, geen kinderen met taal- of leerproblemen of medische problemen en geen kinderen met psychiatrische problemen in de familie.

Het lijkt er dus op dat de oorzaak echt met die armoede te maken heeft. En dat zou ook overeenkomen met ander onderzoek bij dieren en mensen naar de invloed van stress en deprivatie op de hersenontwikkeling. Denk ook aan dit bericht (en volg de links daarin) over de chronische angst- en onveiligheidsgevoelens waarmee armoede en lage status en discriminatie gepaard gaan. Je kunt niet aannemen dat kinderen van vier jaar en jonger al veel besef hebben van de armoede in het gezin waarin ze opgroeien. Maar ze ervaren natuurlijk wel de stress en de angst en de onzekerheid van hun ouders en van andere gezinsleden. En de gevolgen daarvan zien we dus in die hersenscans.

Denk ook even aan de gevolgen van armoede voor het cognitieve functioneren. En sta ook nog even stil bij de WRR-lezing van Richard Wilkinson over de schadelijke gevolgen van grote inkomensongelijkheid.

Geen opmerkingen: