dinsdag 18 november 2014

Hoe komt het dat we meer statusgedrag bij anderen zien dan bij ons zelf? Een sociaal informatieprobleem

Uit onderzoek blijkt dat wij statusgedrag afkeuren en het meer waarnemen bij anderen dan bij onszelf. Ik besprak dat onderzoek in het bericht Statusgedrag zien we wel bij anderen, maar niet bij onszelf. Volgens de onderzoekers komt dat resultaat er uit voort dat mensen dat afkeurenswaardige gedrag van zichzelf niet willen toegeven. Misschien omdat wij van onszelf graag een positief beeld hebben. Onze zelfwaarneming zou dus verstoord zijn in de meer rooskleurige richting.

Uitkomsten van sociaalwetenschappelijk onderzoek zijn vaak wel duidelijk. Iets is zo of het is niet zo. Maar hoe je die uitkomst dan moet interpreteren, is een tweede. 

In dat bericht ging ik een eind mee met de interpretatie van de onderzoekers. Er van uitgaande dat statusgedrag een natuurlijk gedrag is, dat wij dus meestal automatisch en onbewust uitvoeren, bedacht ik dat we het van onszelf minder gemakkelijk opmerken dan van anderen. Ik citeer mezelf:
Een antwoord zou kunnen zijn dat veel van dat statusgedrag zo natuurlijk is, dat we ons er maar weinig van bewust zijn. We zijn al bezig met ons beter voor te doen dan we eigenlijk zijn zonder dat we daar over hebben nagedacht. Het verbergen van onze zwaktes en kwetsbaarheden, dat doen we als vanzelf. En waar je niet bij stilstaat, dat weet je niet van jezelf.
Bij anderen zie je het gemakkelijker, want dan ben je de toeschouwer die even de tijd kan nemen om zich af te vragen waar hij naar kijkt.
Maar toeschouwer zijn van je eigen gedrag, dat is veel moeilijker.
In beide interpretaties gaat het dus om een verstoorde waarneming die veroorzaakt dat we statusgedrag meer bij anderen zien dan bij onszelf.

Het zou kunnen. Maar ik bleef er over nadenken en bedacht dat je er ook anders naar kunt kijken.

Want hoe komt onze waarneming van ons eigen gedrag en van het gedrag van anderen tot stand? Ons eigen gedrag nemen we waar in alle situaties waarin we komen te verkeren. Zowel in de omgang met familie en vrienden, dus in het domein van de vertrouwde, persoonlijke relaties, als in de omgang met degenen die verder van ons af staan of zelfs met vreemden. Dat laatste is het (publieke) domein van de onpersoonlijke relaties.

Maar kijk nu naar alle anderen waarvan we gedrag waarnemen. Het grootste deel van die waarnemingen speelt zich af in dat publieke domein. Want daar is waar we de meeste mensen tegenkomen. Of waarover we informatie krijgen via de media, zoals door wat we zien als we naar televisiepersoonlijkheden zitten te kijken. Per dag doen we veel meer van dat soort waarnemingen, verspreid over een veel groter aantal personen, dan dat we in onze eigen vertrouwde kring doen van vrienden en familie.

Als dat zo is, dan is de waarneming van het gedrag van anderen meer een specifieke selectie daarvan dan van ons eigen gedrag. Het gedrag van anderen in het publieke domein is oververtegenwoordigd. Want die vele anderen waarover we iets te weten komen, die maken we niet mee in hun eigen persoonlijke domein. Er zijn immers maar weinigen onder hen die we persoonlijk kennen en bij wie we over de vloer komen.

Wat betekent dat? Het betekent dat we meer met statusgedrag van anderen in aanraking komen dan met statusgedrag van onszelf. Want we zijn met zijn allen meer met statuscompetitie bezig in dat publieke domein. Omdat we elkaar daar niet zo goed kennen, proberen we om ons beter voor te doen dan we zijn. We maken ons daar drukker om status, prestige en de dunk die anderen van ons hebben.

In het persoonlijke domein is al dat statusgedoe veel minder aanwezig. Sterker, daarin keuren we het af. Stel je niet zo aan. Doe maar gewoon. Als we elkaar goed kennen, weten we van elkaar wat voor vlees we in de kuip hebben. En laten we ons niet intimideren of overheersen of een rad voor ogen draaien.

Omdat het publieke gedrag van anderen in onze waarnemingen oververtegenwoordigd is, wekt dat bij ons dus de indruk dat anderen veel meer met statuscompetitie bezig zijn dan wijzelf.

En dat is wel vervelend. Want ieder van ons gaat daardoor denken dat de maatschappij als geheel meer beheerst wordt door statuscompetitie dan hij in werkelijkheid is. We hebben hier te maken met een probleem van onvolledige sociale informatie.

En sociale beïnvloeding zorgt er dan voor dat we verleid worden om aan die statuscompetitie mee te doen. Dat lijkt op een ingebouwde positieve feedback, die steeds meer statuscompetitie genereert.

Geen opmerkingen: