dinsdag 10 december 2019

Boulding in 1965: er is wel degelijk een maatschappij. En dus een collectieve uitdaging en opdracht

Kenneth Boulding opende zijn bijdrage aan het debat met Milton Friedman op 6 mei 1965 in Chicago zonder veel omhaal van woorden. Lees hier het vorige bericht, waarin dat debat werd geïntroduceerd.

Hij begint met te zeggen op zoek te gaan naar de grenzen van het libertarianisme, dat wil zeggen van het denken van Friedman. Daarbij gaat het hem vooral om de rol van ruil in de maatschappij. Want, zegt hij, vrijheid is een beetje een afleidingsmanoeuvre.

Dat laatste zal een reactie zijn geweest op het benadrukken van het belang van vrijheid door Friedman. We kennen de bijdrage van Friedman niet, maar hij zal het ongetwijfeld veel over vrijheid hebben gehad. Misschien heeft hij zelfs deze alinea (p. 2-3) uit het boek Free to Choose, dat hij later (1979) met zijn vrouw Rose Friedman zou schrijven, min of meer letterlijk uitgesproken:
Economic freedom is an essential requisite for political freedom. By enabling people to cooperate with one another without coercion or central direction, it reduces the area over which political power is exercised. In addition, by dispersing power, the free market provides an offset to whatever concentration of political power may arise. The combination of economic and political power in the same hands is a sure recipe for tyranny.
We herkennen hier het neoliberale wantrouwen tegen de democratische overheid. Die moet maar beter zo weinig mogelijk te zeggen hebben.

Maar Boulding zag dat dus als een afleidingsmanoeuvre (een red herring). Het gaat volgens hem om de rol van ruil, dat wil zeggen, van de uit vrije wil tot stand gekomen transactie tussen personen, waarbij alle transacties samengenomen de markt vormen. Dat is het ordeningsprincipe (organizer) waar het bij Friedman allemaal om draait.

Maar is dat het enige ordeningsprincipe? Volgens Friedman wel. Die stelling werd later (1987) door Margaret Thatcher verwoord als
there is no such thing as society. There are individual men and women and there are families. And no government can do anything except through people, and people must look after themselves first. It is our duty to look after ourselves and then, also, to look after our neighbours.
 Als iedereen maar voor zichzelf en zijn naasten opkomt, dan komt alles goed. Een algemeen belang waar we met zijn allen over kunnen beraadslagen en besluiten (democratie), dat moet je wantrouwen en zoveel mogelijk binnen de perken houden.

Daartegenover brengt Boulding naar voren dat er naast het ruilsysteem in onze samenleving twee andere ordeningsprincipes vallen te onderscheiden: het bedreigingssysteem en het integratiesysteem.

In het volgende bericht daarover meer, maar nu al valt op te merken dat hij met dat bedreigingssysteem doelt op wat op dit blog voortdurend langskomt als het statuscompetitiepatroon en het integratiesysteem als het gemeenschapspatroon.

Volgende keer meer over hoe Boulding die twee en hun relatie tot het ruilsysteem behandelt en over wat de implicaties daarvan zijn voor de politiek, voor de gezamenlijke vormgeving van de maatschappij waarin we nu eenmaal met elkaar leven.

Dat komt er op neer dat er wel degelijk een maatschappij is. En dus een collectieve uitdaging en opdracht.
Update. Lees nu het vervolgbericht: Als je de markt zijn werk wilt laten doen zonder daarbij rekening te houden met de rol van statuscompetitiegedrag en gemeenschapsgedrag, dan loopt dat niet goed af

Geen opmerkingen: