donderdag 13 augustus 2020

Over de verplichte thuisquarantaine moet je niet alleen juridisch of bestuurlijk nadenken, maar ook sociaalwetenschappelijk

Is het verstandig om een wettelijk verplichte thuisquarantaine in te stellen voor mensen die contact hebben gehad met een potentieel besmet iemand? De maatregel daartoe werd dinsdag door minister Hugo de Jonge aangekondigd, maar die heeft nu laten weten dat hij er eerst nog eens goed over wil nadenken en zich wil laten adviseren. Daarin kan een rol gespeeld hebben dat er meteen vragen opkwamen of en hoe deze verplichting zou kunnen worden gehandhaafd. Met de onuitgesproken gedachte dat een verplichting geen zin heeft als de handhaving (controle, boetes) gebrekkig is of ontbreekt. (Andere problemen zullen ook een rol gespeeld hebben, zoals het nog ontbreken van regelingen om mensen in quarantaine te ondersteunen, zoals met compensatie voor inkomensderving.)

De verplichting tot thuisquarantaine komt neer op een verbod, het verbod namelijk om gedurende een bepaalde periode je huis te verlaten. Eerdere berichten op dit blog gingen er over dat in de discussies over de vraag wanneer het verstandig is om iets te verbieden, vaak het sociaalwetenschappelijk gezichtspunt ontbreekt. Zie de berichten achter het label verbieden

In het kort houdt dat gezichtspunt in dat het hier gaat om handelingen met zogenaamde negatieve externaliteiten. Dat zijn negatieve effecten van een gedrag op anderen die daar weinig of niets tegen kunnen doen. Denk aan roken in publieke ruimtes en aan vuurwerk afsteken. Dat slachtoffers daar weinig tot niets tegen kunnen doen, is vaak de eerste rechtvaardiging voor een wettelijk verbod. 

Maar wat ook meespeelt is dat het gedrag in strijd is met een morele intuïtie, namelijk de gemeenschapsintuïtie dat je anderen geen schade mag berokkenen of leed toebrengen. Zie Morele intuïties in het persoonlijke en onpersoonlijke domein. En dan gaat het over het thema van de verhouding tussen wet en moraal. En over de vraag: waarom nog een wettelijk verbod, als er al een moreel "verbod" bestaat?

Een antwoord daarop is dat een wettelijk verbod een belangrijke sociale functie kan hebben. Die kan er uit bestaan dat het omstanders gemakkelijker wordt gemaakt om er wat van te zeggen als iemand zich er niet aan houdt. Zonder dat verbod moet een omstander de dader aan die morele intuïtie herinneren. In de trant van: wat je nu doet, dat deugt niet. Het hoort niet. En dat is een grote stap, want de dader kan dat ervaren als een aanval op zijn morele integriteit. Omstanders zijn daarom vaak afwachtend en afhoudend. 

Dat wordt anders zodra er een wettelijk verbod is. Voor omstanders is het veel gemakkelijker om aan dat verbod te herinneren dan een morele kwestie aan te snijden. En de dader kan wegkomen met zich te verontschuldigen dat hij daar even niet aan gedacht had. De morele lading is er natuurlijk nog steeds, maar hij staat niet zo op de voorgrond. En dat vergemakkelijkt het sociale proces van er iets van zeggen, van de sociale of informele sanctionering.

Daar komt bij dat een wettelijk verbod ook rechtstreeks het gedrag van de potentiële dader kan beïnvloeden. In veel gevallen is het bestaan van de schade en de omvang ervan per geval niet overduidelijk. Er is een informatietekort. De dader kan er dan voor zichzelf mee wegkomen dat de schade wel niet zo groot zal zijn. Dat het wel meevalt. Als het echt zo schadelijk zou zijn, dan zou de overheid het wel al lang verboden hebben.

En precies dat laatste pleit dus voor een wettelijk verbod. Om het informatietekort op te heffen. Het gaat hier om ernstige zaken en daarom is er dat verbod. Denk even aan de invoering van dat verbod op het gratis verstrekken van plastic tasjes aan klanten. Ook daar werden van te voren problemen voorzien met de handhaving. Maar wat bleek? Handhaving was helemaal niet nodig. Bijna iedereen had zich al zorgen gemaakt over de schade van al dat plastic voor het milieu. Maar dat had nog nauwelijks effect op het gedrag. Zodra dat verbod er was, veranderde dat. Zie Plastic tasjes, sociale beïnvloeding en de maakbare samenleving.

Over een wettelijk verbod moet je dus niet alleen juridisch of bestuurlijk nadenken, maar ook sociaalwetenschappelijk. Een wettelijk verplichte thuisquarantaine zou wel eens, ook zonder veel inzet voor handhaving, heel goed kunnen werken. 

Geen opmerkingen: