We blijven nog even bij dat eerste inzicht van David Bohm, het inzicht dat er altijd vooronderstellingen ten grondslag liggen aan onze meningen, oordelen en waarnemingen. Zie hier het vorige bericht. (Het tweede inzicht is dat, althans in ons soort samenleving, vooronderstellingen tussen personen sterk kunnen verschillen. Waardoor mensen het moeilijk vinden om een dialoog aan te gaan.)
Hoe komt het dat we zo emotioneel reageren als onze vooronderstellingen in twijfel worden getrokken? Zoals we in het vorige bericht zagen gebeuren bij die economen die werden geconfronteerd met onderzoek dat hun vooronderstelling van "de wet van vraag en aanbod" in twijfel trok?
Het punt is dat onze vooronderstellingen ons vaak zo vertrouwd zijn dat we ons er niet (meer) van bewust zijn. Ze zijn onderdeel geworden van wie we zijn. En als we er bewust van worden gemaakt, doordat iemand anders ze tegenspreekt, dan is onze eerste impuls om ze als noodzakelijkheden te zien. Mensen kunnen, zegt Bohm (p. 56), noodzakelijke gedachten hebben:
Iets wat noodzakelijk is, kan niet anders en moet zo zijn. (...) Alles wat noodzakelijk is, is absoluut. Noodzakelijkheden kunnen met elkaar in conflict raken. Het kan zijn dat jouw opvatting onafwendbaar lijkt, maar die van de ander ook. Je kunt daarbij het gevoel hebben dat de opvatting van de ander in jou gaat werken en zich tegenover de jouwe opstelt. Zo kun je in een innerlijk conflict raken.
De ervaring van dat innerlijke conflict is zo bedreigend dat hij emotionele afweer oproept. Die erin kan resulteren dat de tegengestelde vooronderstelling met alle middelen moet worden bestreden. Er is meteen die andere noodzakelijke gedachte dat die tegengestelde opvatting niet waar kan zijn. Onmogelijk.
Hoe komen we aan zulke onbewuste en vertrouwde gedachten die we als noodzakelijkheden gaan ervaren zodra we er bewust van worden gemaakt? In het geval van die economen is het duidelijk dat we ze hebben aangeleerd, doordat we het vak economie hebben gestudeerd, waarin die "wet van vraag en aanbod" als vanzelfsprekendheid, ja, als noodzakelijkheid, wordt gepresenteerd. We zijn in het vak en in de groep van vakgenoten gesocialiseerd. We hebben aangeleerd om als econoom naar de wereld te kijken. En dat werd sterk vergemakkelijkt doordat we dat samen met anderen deden. Voortdurend werden we eraan herinnerd dat de anderen om ons heen ook zo naar de wereld kijken. (Ik verplaats me nu even in een econoom. Zo moeilijk is dat niet, omdat ik, hoewel socioloog, economie als groot bijvak studeerde en na mijn studie enige tijd "in de ban was" van het neoklassieke economische denken.)
Dat beschrijft dus een traject waarin wat eerst bewust was, toen we er mee kennismaakten, op den duur zo vertrouwd wordt dat we er niet meer over nadenken en het verschuift naar het onbewuste.
Wat meteen de vraag oproept of onbewuste vooronderstellingen altijd eerst bewust waren. We zagen al bij Bohm dat vooronderstellingen de neerslag zijn van opgedane ervaringen. Maar hoe moeten we ons dat voorstellen als we terug gaan naar het begin, zeg naar de geboorte? Als je daarover nadenkt, dan onderken je dat we niet als een onbeschreven blad op de wereld komen. De evolutie heeft er voor gezorgd dat we al zijn toegerust met impliciete verwachtingen over wat ons te wachten staat. Zodra er leven ontstond, werden ervaringen opgedaan en werd er geselecteerd op vermogens om daar goed op te reageren; goed in de zin van bijdragen aan overleving en reproductie.
Dat wijst erop dat niet alleen onze eigen opgedane ervaringen, maar ook de opgedane ervaringen van alle levende wezens uit het verleden invloed uitoefenen op welke vooronderstellingen wij gedurende ons leven, vanaf onze geboorte, (kunnen) ontwikkelen.
Om dat meteen wat concreter te maken: vanaf het begin van de evolutie is het cruciaal geweest om te overleven, dus om te kunnen onderscheiden tussen een veilige en een onveilige omgeving. Dat onderscheidingsvermogen ligt bij de geboorte als het ware klaar om in werking te treden. Plus de daarmee verbonden gedragspatronen om oftewel op veiligheid oftewel op onveiligheid adequaat te reageren. Adequaat in de zin van welke reacties, van alle reacties die er in het evolutionaire verleden geweest zijn, het meest tot overleving hebben bijgedragen.
Dat betekent, en intensieve volgers van dit blog moeten dat al hebben zien aankomen, dat de eerder op dit blog geïntroduceerde "toestanden van voorbereid zijn" niets anders zijn dan wat David Bohm vooronderstellingen noemt. Zie hier het eerste bericht over die toestanden van voorbereid zijn: Wat betekent het precies dat sociale gedragspatronen, zoals gemeenschapsgedrag en statuscompetitiegedrag, "klaar liggen om uitgevoerd te worden"? In het geval van de reactie gemeenschapsgedrag is het de vooronderstelling dat de omgeving veilig is en in het geval van de reactie statuscompetitiegedrag de vooronderstelling van onveiligheid.
Dat laat ook meteen zien dat vooronderstellingen niet altijd eerst bewust hoeven te zijn geweest. We zijn er al op voorbereid dat onze omgeving veilig of onveilig kan zijn voordat we, rond het eind van ons tweede levensjaar, ons zelfbewustzijn ontwikkeld hebben. En ook gedurende de rest van ons leven hebben die twee vooronderstellingen, van veiligheid dan wel onveiligheid, een invloed op ons gedrag waar we ons vaak niet bewust van zijn.
Meer daarover en over dat tweede inzicht van Bohm, dat vooronderstellingen tussen mensen kunnen verschillen en dat daardoor een dialoog zo moeilijk en toch zo noodzakelijk is, in het vervolg. Hier het volgende bericht.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten