vrijdag 2 mei 2025

Een lange weg naar een sociaalwetenschappelijk zicht op mensen en samenleving -4- In 1965 ging ik sociologie studeren. Wat ging daaraan vooraf? - 2 -

Ik ga er nog even mee door terug te halen en te inventariseren wat er vooraf ging aan mijn studie sociologie, die ik in 1965 begon. Met het oogmerk om weer voor de geest te halen wat mij tot die studiekeuze bracht, wat ik van de studie verwachtte en wat er van die verwachtingen uitkwam. Hier het vorige bericht. Mijn terugblik op die tijd is natuurlijk onvermijdelijk beïnvloed door mijn latere ervaringen en opgedane inzichten.  Daarom probeer ik me te concentreren op de feitelijke omstandigheden en gebeurtenissen. Met de gedachte dat daaruit wel naar voren zal komen wat ik toen zo ongeveer dacht en voelde en verwachtte.

Mijn geboortehuis stond in het gedeelte van het dorp Akkrum ten oosten van de spoorlijn Zwolle - Leeuwarden, die het dorp doorsneed. Later werd parallel daaraan in fasen de A32 aangelegd, maar in mijn jeugd ging het verkeer, dat toen nog maar weinig voorstelde, dwars door het dorp. Toen ik op mijn vierde naar de kleuterschool moest (ik had een hekel aan die kleuterschool), werd ik geacht de weg er naar toe, waarbij ik de verkeersweg door het dorp moest oversteken, in mijn eentje te kunnen afleggen. Het verschijnsel dat ouders hun kinderen naar school brengen en weer ophalen, bestond toen nog niet, althans niet in Akkrum.

Dat geboortehuis was het op een na laatste huis van een straat die onderdeel was van een buurtje dat Tuindorp heette. (Ik woon nu in Utrecht ook in een buurt die Tuindorp wordt genoemd, dus de cirkel is rond.) Elk huis had inderdaad een voor- en achtertuin. In de achtertuin had mijn vader een moestuin en hield hij kippen. Vanaf het eind van de straat liep een onverhard pad van zo'n honderd meter naar de rivier de Boorn, waar ons roeibootje lag, later voorzien van een buitenboordmotortje. Er was een haventje, niet meer dan een inham, en er stond een loods van de gemeentewerken. Aan de ene kant van dat pad stonden wat speeltoestellen van de Speeltuinvereniging Akkrum-Oost en aan de andere kant was een trapveldje. Waar mijn "voetbalaspiraties" begonnen.

Tuindorp werd bewoond door een mix van arbeiders, gepensioneerden en kantoorpersoneel. Zoals gezegd, Akkrum had toen nog lokale werkgelegenheid, zoals de slachterij waar mijn vader werkte, de zuivelfabriek en de veevoederfabriek. Aan het begin van de straat woonden Pake en Beppe, de ouders van mijn vader en tegenover ons een zuster van mijn vader met haar gezin, die in 1949 naar Amerika emigreerden. Ook woonden er een nicht van mijn moeder met haar gezin en een collega van mijn vader met zijn vrouw, met wie mijn ouders bevriend waren en met wie ze een keer per week een kaartavondje hadden. Mijn ouders waren ook bevriend met de naaste buren, een gepensioneerde van de zuivelfabriek met zijn vrouw en volwassen dochter.

Hoewel we dus behoorlijk sociaal geïntegreerd waren, bepaald niet een sociaal geïsoleerd gezin, waar ik als socioloog later over zou schrijven, waren mijn ouders allebei niet in Akkrum opgegroeid. Mijn vader was in 1907 geboren in Hoornsterzwaag. Zijn vader, mijn Pake, was boerenknecht, wat betekende dat hij geen vast werk had en dat het gezin vaak moest verhuizen. (Wat we nu woon-werkverkeer noemen, gebeurde toen overwegend te voet.)  Zo nu en dan werkte hij een poos in Duitsland, als daar beter betaald werd. Het was nog de tijd van de grote gezinnen. Mijn vader had een oudere en zeven jongere zussen en een jongere broer, een "nakomertje". Begin jaren dertig woonde het gezin in Nijbeets. Toen werd verhuisd naar Akkrum, waar mijn vader als jongeman op de slachterij kon werken en mijn Pake bij het veevoederbedrijf. 

Mijn moeder werd in 1914 geboren in Oldeboorn, nu Aldeboarn, een paar kilometer ten oosten van Akkrum. Haar vader, mijn andere Pake, was geboren in Opende, op de grens met de provincie Groningen, en als jongeman naar Oldeboorn getrokken op zoek naar werk, dat hij daar vond bij de zuivelfabriek. Hij vond daar ook zijn vrouw, mijn andere Beppe, die ik echter niet gekend heb doordat ze vrij jong nog overleed. Maar toen waren er al wel vijf zonen en drie dochters geboren. Mijn moeder was de oudste.

Er was dus al wel een behoorlijke, sociologisch gezegd, "geografische mobiliteit". Zoals vanuit het armere, oostelijke deel van Friesland naar Akkrum, waar, waarschijnlijk vanwege de betere verbindingen, meer werkgelegenheid was. En er waren de vier zussen van mijn vader die na de lagere school dienstmeisje werden in Hilversum en Baarn. Als onderdeel van de naoorlogse emigratiegolf, emigreerden drie van hen, twee naar Canada en een naar Australië. En ook een jongere broer van mijn moeder trok naar Canada. 

Het verhaal ging dat mijn ouders elkaar leerden kennen op de fiets op weg naar Heerenveen, waar in het weekend dansavonden waren. Ze trouwden in 1933 en betrokken een bovenwoninkje in Akkrum. Ik vermoed dat ze dat huurhuis in Tuindorp toegewezen kregen toen mijn oudere broer Wobbe, geboren in 1938, in aantocht was. Nog weer vijf jaar later werd ik geboren, dus zo ongeveer midden in de bezettingstijd.

Tot zo ver. Wordt natuurlijk vervolgd.

Geen opmerkingen: