Hoe reageer je meestal op tegenslag en op teleurstellingen? Ben je helemaal van je stuk en kun je je er moeilijk over heen zetten? Ben je er nog lang over aan het piekeren? Of zet je je er snel overheen en ben je dan in staat om je weer met andere dingen bezig te houden?
Hoe mensen reageren op tegenslag en teleurstelling zegt iets over hun emotionele zelf-regulatie. Een hoge emotionele zelf-regulatie is het vermogen om zelf te beïnvloeden hoe je je voelt. Dus om je positieve emoties in stand te houden of te versterken en je negatieve emoties te verminderen. Mensen verschillen nogal in dat vermogen. Degenen onder ons die er niet zo goed in zijn, worden wel omschreven als toestand-georiënteerd: ze beschouwen hun negatieve emotie als een onveranderlijke toestand. Daartegenover zijn anderen juist actie-georiënteerd: ze zetten zich er gemakkelijk overheen, piekeren niet en beschouwen dus hun negatieve gevoel als door henzelf beïnvloedbaar. Ze stellen zich actief op.
Uit onderzoek blijkt dat toestand- en actie-georiënteerdheid ongeveer gelijk over de bevolking zijn verdeeld. En ook weten we dat toestand-georiënteerde mensen het in het leven moeilijker hebben. Ze functioneren minder goed, hebben meer psychosomatische klachten en voelen zich minder gelukkig en tevreden. Vooral als ze meer met tegenslag en teleurstelling, anders gezegd, met stressvolle gebeurtenissen, te maken hebben.
Maar er blijkt een bescherming te zijn tegen deze negatieve gevolgen van toestand-georiënteerdheid. En dat is de mate waarin je je verbonden voelt met anderen. Of omgekeerd gezegd: de mate waarin je het gevoel hebt er niet alleen voor te staan. Of nog anders gezegd, de lasten van de toestand-oriëntatie komen pas tevoorschijn als mensen zich niet verbonden weten of voelen met anderen.
In de studie You Are Not Alone: Relatedness Reduces Adverse Effects of State Orientation on Well-Being Under Stress (betaalpoort) vonden onderzoekers hiervoor aanwijzingen. De eerste aanwijzing is dat mensen die meer toestand-georiënteerd zijn, minder last hebben van de stressvolle gebeurtenissen die ze meemaken, als ze meer pro-sociale waarden onderschrijven. Dat laatste houdt o.a. in dat ze het belangrijker vinden om anderen te helpen en om loyaal en vergevingsgezind te zijn. Het blijkt dat die pro-sociale waarden een compensatie zijn voor hun toestand-oriëntatie. Bij het meemaken van stressvolle gebeurtenissen is hun welbevinden even hoog als dat van de actie-georiënteerden. Dit geldt niet voor de minder pro-sociale toestand-georiënteerden die stressvolle gebeurtenissen meemaken, want hun welbevinden is wel lager.
Nu is het aanhangen van pro-sociale waarden natuurlijk niet hetzelfde als het gevoel verbonden te zijn met anderen, maar de twee lijken wel met elkaar samen te hangen. Een tweede aanwijzing verkregen de onderzoekers door het gevoel van verbondenheid met anderen bij proefpersonen te manipuleren. Hen werd gevraagd om een goede vriend(in) mee naar het experiment te nemen. In de ene conditie moesten deelnemers zoveel mogelijk overeenkomsten tussen henzelf en hun vriend(in) opschrijven en in de andere conditie juist zoveel mogelijk verschillen. Het opschrijven van (en nadenken over) die overeenkomsten werd gezien als het opwekken of saillant maken (primen) van verbondenheid. En het opschrijven en nadenken over de verschillen als het juist niet saillant maken daarvan. Had dit gevolgen voor hoe ze met een negatieve emotie omgingen?
Die negatieve emotie werd teweeggebracht door het zien naar een film over de gruwelijke leefomstandigheden van Roemeense weeskinderen. Tegenover de neutrale conditie van het kijken naar een film over zonne-energie. Vervolgens bleek dat de toestand-georiënteerden die naar die gruwelijke film hadden gekeken, zich na afloop niet slechter voelden dan de actie-georiënteerden deden, als hun verbondenheid met hun vriend(in) was opgewekt. Die verbondenheid had gemaakt dat ze zich van die negatieve emotie net zo snel herstelden dan de actie-georiënteerden. En dit gold niet voor de toestand-georiënteerden bij wie die verbondenheid niet was opgewekt.
Dit alles laat zien dat mensen weliswaar qua vermogen tot emotionele zelf-regulatie sterk van elkaar kunnen verschillen, maar dat die verschillen alleen bij afwezigheid van onderlinge verbondenheid aan het licht komen. Eenzaamheid en sociaal isolement maken dat een zwakke emotionele zelf-regulatie ook echt een last wordt die je moet dragen.
Dit komt er mee overeen dat de verschillen tussen mensen in emotionele stabiliteit ook alleen maar onder bepaalde omstandigheden aan het licht komen. Zie het bericht Waarom zijn we eigenlijk niet allemaal emotioneel stabiel? Doordat in onze huidige maatschappij verbondenheid met anderen niet vanzelfsprekend is en er altijd de uitdaging is van de onderlinge statuscompetitie, moeten we meer dan in de Paleo Sociale Omgeving emotioneel stabiel en actie-georiënteerd zijn om ons gelukkig en tevreden te kunnen voelen. En om goed te kunnen functioneren en gezond te blijven. Zie trouwens ook nog eens het bericht Waarom zijn we niet allemaal veilig gehecht? over onveilige gehechtheid als een product van onze huidige maatschappij.
Kortom, je zou zeggen dat hier een patroon zichtbaar wordt.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten