Onze neiging tot pro-sociaal gedrag en in het bijzonder tot het te hulp schieten van anderen die kwetsbaar zijn is niet een typisch menselijke eigenschap. Die neiging was al onderdeel van het zoogdiergedrag toen onze vroegste voorouders hun entree maakten in de evolutionaire geschiedenis. Stephanie Preston geeft in het net verschenen The Origins of Altruism in Offspring Care (pdf) een prachtig, en omvangrijk, overzicht van wat we denken te weten over de ingrediënten die aanwezig moeten zijn wil die neiging tot pro-sociaal gedrag in daden worden omgezet. Ik kom daar een andere keer op terug.
Een van die ingrediënten die pro-sociaal gedrag gemakkelijk opwekken is vertrouwdheid. Zie ook Empathy: Its Ultimate and Proximate Bases (pdf) van diezelfde Preston en Frans de Waal. Dat spoort bijvoorbeeld met de studie die ik hier noemde en die laat zien dat je de frequentie van pro-sociaal gedrag beter kunt voorspellen uit de omvang van het sociale netwerk van vertrouwde anderen dat iemand heeft dan uit allerlei persoonlijkheidskenmerken van die persoon. Het aantal gelegenheden waar in je samen met vertrouwde anderen bent, maakt hoe pro-sociaal je bent. De gelegenheid maakt de gever.
Nu is het natuurlijk zo dat vertrouwdheid vooral ontstaat door het doormaken van een gezamenlijke geschiedenis. Elkaar al langer meegemaakt hebben betekent met elkaar vertrouwd zijn. Maar wij hebben tegenwoordig een manier van leven waarin we veel in aanraking komen met anderen waar mee we niet vertrouwd zijn. Het kringetje van vertrouwde anderen is in de loop van de menselijke geschiedenis behoorlijk ingekrompen. Anders gezegd, onze gezinnen zijn historisch gezien nogal sociaal geïsoleerd. Is daarmee ons pro-sociale gedrag ook bezig af te nemen?
Ja, dat is denk ik zo. Maar er zijn tegelijk ook aanwijzingen dat wij in situaties waarin die vertrouwdheid er niet zonder meer is, reageren op signalen er van. Het geïmiteerd worden (mimicry) werkt als zo'n signaal. Als iemand in een gesprek onze gedragingen imiteert, zoals gelaatsuitdrukkingen, armgebaren en lichaamshoudingen, dan blijkt uit onderzoek dat wij die persoon aardiger gaan vinden en gaan vertrouwen. We voelen ons meer op ons gemak. En uit de studie Mimicry and Prosocial Behavior uit 2004 van Nijmeegse onderzoekers blijkt dat we er ook inderdaad pro-socialer (hulpvaardiger) door worden. Tanya Chartrand heeft daar veel onderzoek naar gedaan en vertelt daarover in deze video.
Het lijkt er op dat mimicry, meestal zonder dat we dat in de gaten hebben, ons in een sfeer van vertrouwdheid brengt, ook als die vertrouwdheid er niet echt is, dat wil zeggen, niet berust op een gezamenlijke geschiedenis. We associëren het geïmiteerd worden met vertrouwdheid. En dat komt er mee overeen dat, andersom, onze neiging tot imitatie groter is bij personen waarmee we vertrouwd zijn. (Dat blijkt uit onderzoek, maar ik moet de verwijzing even weer opzoeken.)
Dat wij in staat zijn om ook op zo'n signaal van vertrouwdheid te reageren, lijkt een belangrijke vaardigheid om in een maatschappij als de onze te hebben. Als wij alleen maar in staat zouden zijn om ons vertrouwd te voelen met onze kleine kring van allernaasten, dan zouden veel sociale interacties die we ook nodig hebben, niet plaats vinden.
Anderzijds staat daar weer het risico tegenover dat het signaal ons in de val lokt. Zoals in het geval van de bedrieger die door mimicry bij zijn slachtoffers vertrouwdheid weet te creëren. Of in het geval van de charismatische foute leider, die onze behoefte aan vertrouwdheid manipuleert. Door zijn vermogen om ons te doen geloven dat hij een van ons is.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten