De recente berichten over machtsmisbruik van werkmeesters van de sociale dienst jegens bijstandsgerechtigden tijdens re-integratietrajecten in het Amsterdamse Bos stemmen tot nadenken. Er blijken ernstige vermoedens te zijn van machtsmisbruik en intimidatie. Socioloog Henk de Vos: "Zijn we vergeten dat de verzorgingsstaat er vooral ook is om machtsongelijkheid tegen te gaan?"
Een blog over toepassingen van sociale wetenschap op persoonlijke en maatschappelijke vraagstukken op het gebied van de bevordering van welzijn/gezondheid en pro-sociaal gedrag/coöperatie.
woensdag 22 april 2015
dinsdag 21 april 2015
De kracht van "wat anderen doen" - over sociale beïnvloeding en de Ik Stap Over Van Bank Week
We weten al dat mensen zich in hun gedrag sterk laten leiden door wat anderen doen. Sterker dan ze zelf lijken te beseffen, zoals aangetoond in de studie Normative social influence is underdetected (pdf). Zie daarover ook dit bericht: Vuurwerkverbod wenselijk? Daar valt veel voor te zeggen. En de andere berichten over sociale beïnvloeding.
Nieuw onderzoek versterkt de aanwijzingen dat wij minder autonoom zijn dan we geneigd zijn aan te nemen: The Influence of Descriptive Social Norm Information on Sustainable Transportation Behavior: A Field Experiment (betaalpoort). De onderzoekers voerden een veldexperiment uit aan een Canadese universiteit, dat een maand in beslag nam. Medewerkers en studenten werden opgeroepen om hun auto te laten staan en met het openbaar vervoer te reizen. Gedurende het experiment kregen de deelnemers een aantal keren informatie over hoeveel anderen hun woon-werkverkeer hadden aangepast ten gunste van het openbaar vervoer.
Echter, een groep kreeg de informatie dat al heel veel anderen dat hadden gedaan, terwijl een andere groep te horen kreeg dat dat nog maar heel weinig waren. (Een derde groep kreeg geen informatie.) De zelf-rapportages lieten toen zien dat degenen die te horen hadden gekregen dat veel anderen waren overgestapt op het openbaar vervoer, meer de auto lieten staan dan degenen die de informatie hadden gekregen dat maar weinig dat hadden gedaan of die geen informatie hadden gekregen.
Het blijkt dus dat goed gedrag, goed met het oog op milieu en energiebesparing, van de een wordt uitgelokt door goed gedrag van anderen. Sociale beïnvloeding doet zijn werk. In dit geval in positieve richting, maar bedenk wel dat ook negatief gedrag sociaal kan worden beïnvloed.
Het had ook anders kunnen uitvallen. Want je zou ook kunnen denken dat mensen juist meer de auto pakken als ze te horen krijgen dat anderen dat minder doen. Dat verkleint immers de kans op files. Maar in dit onderzoek was die reactie dus niet waar te nemen.
Je kunt allerlei praktische toepassingen van dit inzicht bedenken. Een daarvan is de oproep die Rutger Bregman gisteren deed om met zijn allen van bank te veranderen: Ik stap deze week over van bank. Doe je mee? We zijn met zijn allen boos op het wangedrag van de bankiers van de grote banken, die zeven jaar na de grote financiële crisis nog steeds niets hebben geleerd. We kunnen hen met zijn allen een boodschap geven door over te stappen naar een bank die zich verantwoordelijk gedraagt en zich ver houdt van de bonussencultuur.
Maar toch zijn er nog steeds maar weinig die ook feitelijk overstappen. Misschien ook omdat het wat moeite kost. Het zou kunnen dat we eerder overstappen als we weten dat anderen dat ook doen. Maar dat moeten we dan wel van elkaar weten. Vandaar de actie Ik Stap Over Van Bank Week van Rutger Bregman.
En dat blijkt te werken. Vier uur geleden stond de teller van bankoverstappers al op meer dan 3250.
Nieuw onderzoek versterkt de aanwijzingen dat wij minder autonoom zijn dan we geneigd zijn aan te nemen: The Influence of Descriptive Social Norm Information on Sustainable Transportation Behavior: A Field Experiment (betaalpoort). De onderzoekers voerden een veldexperiment uit aan een Canadese universiteit, dat een maand in beslag nam. Medewerkers en studenten werden opgeroepen om hun auto te laten staan en met het openbaar vervoer te reizen. Gedurende het experiment kregen de deelnemers een aantal keren informatie over hoeveel anderen hun woon-werkverkeer hadden aangepast ten gunste van het openbaar vervoer.
Echter, een groep kreeg de informatie dat al heel veel anderen dat hadden gedaan, terwijl een andere groep te horen kreeg dat dat nog maar heel weinig waren. (Een derde groep kreeg geen informatie.) De zelf-rapportages lieten toen zien dat degenen die te horen hadden gekregen dat veel anderen waren overgestapt op het openbaar vervoer, meer de auto lieten staan dan degenen die de informatie hadden gekregen dat maar weinig dat hadden gedaan of die geen informatie hadden gekregen.
Het blijkt dus dat goed gedrag, goed met het oog op milieu en energiebesparing, van de een wordt uitgelokt door goed gedrag van anderen. Sociale beïnvloeding doet zijn werk. In dit geval in positieve richting, maar bedenk wel dat ook negatief gedrag sociaal kan worden beïnvloed.
Het had ook anders kunnen uitvallen. Want je zou ook kunnen denken dat mensen juist meer de auto pakken als ze te horen krijgen dat anderen dat minder doen. Dat verkleint immers de kans op files. Maar in dit onderzoek was die reactie dus niet waar te nemen.
Je kunt allerlei praktische toepassingen van dit inzicht bedenken. Een daarvan is de oproep die Rutger Bregman gisteren deed om met zijn allen van bank te veranderen: Ik stap deze week over van bank. Doe je mee? We zijn met zijn allen boos op het wangedrag van de bankiers van de grote banken, die zeven jaar na de grote financiële crisis nog steeds niets hebben geleerd. We kunnen hen met zijn allen een boodschap geven door over te stappen naar een bank die zich verantwoordelijk gedraagt en zich ver houdt van de bonussencultuur.
Maar toch zijn er nog steeds maar weinig die ook feitelijk overstappen. Misschien ook omdat het wat moeite kost. Het zou kunnen dat we eerder overstappen als we weten dat anderen dat ook doen. Maar dat moeten we dan wel van elkaar weten. Vandaar de actie Ik Stap Over Van Bank Week van Rutger Bregman.
En dat blijkt te werken. Vier uur geleden stond de teller van bankoverstappers al op meer dan 3250.
woensdag 15 april 2015
Nieuwe aanwijzing dat inkomensongelijkheid de statuscompetitie aanwakkert
Een hoge mate van inkomensongelijkheid heeft een scala van negatieve gevolgen, zoals op het vlak van gezondheid, vertrouwen, criminaliteit en zelfs economische groei. Zie de berichten Gezondheid en sociale omgeving (10): de gezondheidsschade van inkomensongelijkheid en WRR-lezing over de schadelijke gevolgen van inkomensongelijkheid. Een enerverende gebeurtenis in de Nieuwe Kerk in Den Haag.
Een mogelijke verklaring daarvoor is dat grotere inkomensongelijkheid de statuscompetitie aanwakkert. Want statuscompetitie verhoogt de stress die we ervaren en die werkt negatief uit op ons afweersysteem. En door statuscompetitie staan we meer met elkaar in concurrentie, waardoor we elkaar minder vertrouwen. En in die statuscompetitie gebruiken we energie en middelen die we ook op een productievere manier zouden kunnen aanwenden.
Maar vergroot inkomensongelijkheid de statuscompetitie? Ja, daar zijn aanwijzingen voor en er is nu onderzoek dat daar een aanwijzing aan toevoegt.
Het gaat om de studie Income Inequality and Status Seeking. Searching for Positional Goods in Unequal U.S. States (betaalpoort). De onderzoekers vergeleken staten van de Verenigde Staten met meer of minder inkomensongelijkheid op de frequentie van in die staten gebruikte Google-zoektermen die met het streven naar status te maken hadden. Het ging om namen van positionele goederen, goederen dus waarmee je signalen van een hoge status kunt afgeven. Denk aan dure merkartikelen, design meubels, zonnebrillen, schoenen en juwelen. De hele lijst van termen vind je in het artikel.
Het blijkt dan dat in staten met meer inkomensongelijkheid zulke namen van statusgoederen als zoektermen significant frequenter voorkomen. Mensen die meer in hun omgeving met ongelijkheid in aanraking komen, geven er dus blijk van een grotere interesse te hebben in statusgoederen, dus in de middelen die een rol spelen in de statuscompetitie.
We wisten al dat inkomensongelijkheid de consumptie van de middeninkomens opdrijft. Dit onderzoek laat zien waar die hogere bestedingen naar toe lijken te gaan, naar statusgoederen. Hoe groter de inkomensongelijkheid, hoe intensiever de statuscompetitie.
Een mogelijke verklaring daarvoor is dat grotere inkomensongelijkheid de statuscompetitie aanwakkert. Want statuscompetitie verhoogt de stress die we ervaren en die werkt negatief uit op ons afweersysteem. En door statuscompetitie staan we meer met elkaar in concurrentie, waardoor we elkaar minder vertrouwen. En in die statuscompetitie gebruiken we energie en middelen die we ook op een productievere manier zouden kunnen aanwenden.
Maar vergroot inkomensongelijkheid de statuscompetitie? Ja, daar zijn aanwijzingen voor en er is nu onderzoek dat daar een aanwijzing aan toevoegt.
Het gaat om de studie Income Inequality and Status Seeking. Searching for Positional Goods in Unequal U.S. States (betaalpoort). De onderzoekers vergeleken staten van de Verenigde Staten met meer of minder inkomensongelijkheid op de frequentie van in die staten gebruikte Google-zoektermen die met het streven naar status te maken hadden. Het ging om namen van positionele goederen, goederen dus waarmee je signalen van een hoge status kunt afgeven. Denk aan dure merkartikelen, design meubels, zonnebrillen, schoenen en juwelen. De hele lijst van termen vind je in het artikel.
Het blijkt dan dat in staten met meer inkomensongelijkheid zulke namen van statusgoederen als zoektermen significant frequenter voorkomen. Mensen die meer in hun omgeving met ongelijkheid in aanraking komen, geven er dus blijk van een grotere interesse te hebben in statusgoederen, dus in de middelen die een rol spelen in de statuscompetitie.
We wisten al dat inkomensongelijkheid de consumptie van de middeninkomens opdrijft. Dit onderzoek laat zien waar die hogere bestedingen naar toe lijken te gaan, naar statusgoederen. Hoe groter de inkomensongelijkheid, hoe intensiever de statuscompetitie.
maandag 13 april 2015
In Nederland juist minder vertrouwen in andere mensen bij het ouder worden
Een recent onderzoek geeft aanwijzingen dat het vertrouwen in andere mensen met het ouder worden toeneemt. Ik maakte er melding van in het bericht Waardoor neemt ons vertrouwen in andere mensen toe als we ouder worden? Het ging om een onderzoek met data van het World Values Survey dat werd uitgevoerd in 83 landen en het bleek dat het zogenaamde interpersonele vertrouwen (ook wel sociaal vertrouwen genoemd) bij ouderen hoger was dan bij jongeren. Bovendien bleek uit een longitudinaal onderzoek in de Verenigde Staten dat het vertrouwen ook echt met het klimmen der jaren toeneemt.
Bij het interpersonele vertrouwen gaat het om het antwoord op de vraag of je vindt dat de meeste mensen te vertrouwen zijn of dat je met andere mensen niet voorzichtig genoeg kunt zijn. Je moet dan kiezen voor een van de twee antwoordmogelijkheden.
Ik had ook een verklaring geopperd:
Misschien vind je de 60 procent al aan de lage kant. Ik ben zelf geneigd om het verontrustend te vinden dat tenminste 40 procent geen vertrouwen in andere mensen heeft. Daar moet je wel bij bedenken dat Nederland in vergelijking met andere landen hoog scoort op dat interpersonele vertrouwen. In Europa scoren alleen de Scandinavische landen hoger. Andere mensen niet vertrouwen is dus een wijdverbreid verschijnsel.
Maar afgezien daarvan, wat is er in ons land aan de hand dat wij met het ouder worden juist minder vertrouwen in andere mensen krijgen? Als mijn "verklaring" hout snijdt, dan zou het zo moeten zijn dat wij Nederlanders gedurende ons leven juist vaak in ons vertrouwen in anderen worden teleurgesteld. En die gecumuleerde ervaringen maken dat we anderen minder gaan vertrouwen.
Geen prettige gedachte. Vooral ook omdat er dus veel andere landen moeten zijn waarin mensen met het klimmen der jaren juist in hun vertrouwen gesterkt worden.
Bij het interpersonele vertrouwen gaat het om het antwoord op de vraag of je vindt dat de meeste mensen te vertrouwen zijn of dat je met andere mensen niet voorzichtig genoeg kunt zijn. Je moet dan kiezen voor een van de twee antwoordmogelijkheden.
Ik had ook een verklaring geopperd:
Misschien vallen we terug op een strategie waarop in het verleden door de evolutie is geselecteerd. De strategie namelijk dat het beter is om te voorzichtig te zijn dan te roekeloos. Want een keer te roekeloos kan fataal zijn. Dat verklaart ook waarom we vaak angstiger zijn dan "objectief gezien" nodig is. Te angstig draagt meer bij aan overleving dan te roekeloos.
En als we nog jong zijn en nog weinig sociale ervaringen hebben opgedaan met onbekenden, zal dus die voorzichtige strategie domineren. Maar met het ouder worden doen we meer ervaringen op en ontdekken we langzamerhand dat anderen over het algemeen heel goed te vertrouwen zijn. Hoe meer we zulke vertrouwenwekkende ervaringen hebben opgedaan, hoe groter ons vertrouwen in anderen.Min of meer toevallig viel vanochtend mijn oog op de CBS-studie Sociaal en institutioneel vertrouwen in Nederland (pdf), met daarin de tabel 3.2.1 op pagina 7, waaruit blijkt dat het vertrouwen in andere mensen in Nederland met het klimmen der jaren juist afneemt. Van de leeftijdsgroepen tussen 15 en 55 jaar heeft rond de 60 procent vertrouwen in andere mensen. Vervolgens daalt dat percentage naar 58 voor de leeftijdsgroep 55-64 jaar, naar 52 voor de 65 tot 74-jarigen en tot 49 voor degenen ouder van 75 jaar of ouder.
Misschien vind je de 60 procent al aan de lage kant. Ik ben zelf geneigd om het verontrustend te vinden dat tenminste 40 procent geen vertrouwen in andere mensen heeft. Daar moet je wel bij bedenken dat Nederland in vergelijking met andere landen hoog scoort op dat interpersonele vertrouwen. In Europa scoren alleen de Scandinavische landen hoger. Andere mensen niet vertrouwen is dus een wijdverbreid verschijnsel.
Maar afgezien daarvan, wat is er in ons land aan de hand dat wij met het ouder worden juist minder vertrouwen in andere mensen krijgen? Als mijn "verklaring" hout snijdt, dan zou het zo moeten zijn dat wij Nederlanders gedurende ons leven juist vaak in ons vertrouwen in anderen worden teleurgesteld. En die gecumuleerde ervaringen maken dat we anderen minder gaan vertrouwen.
Geen prettige gedachte. Vooral ook omdat er dus veel andere landen moeten zijn waarin mensen met het klimmen der jaren juist in hun vertrouwen gesterkt worden.
zondag 12 april 2015
Zondagochtendmuziek - Billie Holiday and Lester Young: Fine and Mellow (1957)
Op 7 april was het 100 jaar geleden dat Billy Holiday werd geboren. Daar is in de afgelopen dagen al veel aandacht voor geweest.
Maar zij was zo bijzonder en ongeëvenaard dat een teveel aan aandacht eigenlijk niet goed mogelijk is. Daarom vandaag deze video uit 1957 waarop ze Fine and Mellow zingt, een nummer van haarzelf. Samen met jazzgrootheden als Roy Eldridge, Lester Young, Ben Webster en Gerry Mulligan. Kijk ook even op de prachtige official Billy Holiday website.
Update. Joop Böhm attendeert me er op dat Mal Waldron de pianist is.
Maar zij was zo bijzonder en ongeëvenaard dat een teveel aan aandacht eigenlijk niet goed mogelijk is. Daarom vandaag deze video uit 1957 waarop ze Fine and Mellow zingt, een nummer van haarzelf. Samen met jazzgrootheden als Roy Eldridge, Lester Young, Ben Webster en Gerry Mulligan. Kijk ook even op de prachtige official Billy Holiday website.
Update. Joop Böhm attendeert me er op dat Mal Waldron de pianist is.
vrijdag 10 april 2015
Minder pesten als leerlingen elkaar beter kennen - daarom moeten scholen kleiner en dichter bij huis
In verschillende eerdere berichten mopperde ik over de wijdverbreide gedachte dat je pesten op school moet bestrijden met een anti-pestprogramma. Zie o.a. het bericht Scholen wettelijk verplicht om pesten aan te pakken - Beter: kleinere scholen en leeftijdsmenging. Want het viel me op dat je in die pleidooien voor anti-pestprogramma's weinig tegenkomt aan inzichten in de achterliggende oorzaken van pesten.
Als je wel over die oorzaken nadenkt, dan zou je, zoals ik, op het idee kunnen komen dat pesten een onderdeel is van het sociale gedragspatroon van de statuscompetitie. Bij statuscompetitie gaat het er om dat we elkaar als onderlinge concurrenten zien, in de strijd om status, aandacht, populariteit, ja, zelfs macht. Die strijd kan een rangorde doen ontstaan, waarin overheersing de vorm van pesten kan krijgen en onderwerping de vorm van het daarin berusten, die van het slachtofferschap. Daarmee ontstaat de mogelijkheid om jezelf te verheffen door een ander te vernederen.
Kom, laten we onder ogen zien dat we allemaal, de een meer, de ander minder, dat patroon kennen. Maar het is niet onvermijdelijk dat zulk gedrag ontstaat. De kans er op is kleiner als mensen meer onderling afhankelijk zijn, waardoor er samenwerking wordt uitgelokt, en wanneer mensen meer onderlinge vertrouwdheid hebben opgebouwd. Wat die vertrouwdheid betreft, als mensen elkaar beter kennen, dan ervaren ze elkaar minder als een mogelijke bedreiging. En dan is die strijd om status niet meer nodig.
In dat bericht waar ik hierboven naar link pleitte ik er daarom voor om ons onderwijs zo vorm te geven dat leerlingen in hun sociale omgeving meer onderlinge vertrouwdheid ervaren. Leerlingen horen elkaar goed te kennen. Dat zorgt voor een beter sociaal klimaat.
Dat pleit voor kleine scholen, ook al omdat die een kleiner rekruteringsgebied hebben, waardoor de kans groter is dat leerlingen elkaar ook al kennen van omgang buiten de school. (Daarnaast pleit ik ook voor leeftijdsmenging, maar daar gaat het nu even niet over.)
Er is nu nieuw onderzoek dat aantoont dat leerlingen inderdaad minder pesten als ze elkaar beter kennen of leren kennen, Het gaat om het onderzoek Peers in Proximity. New Perspectives on Interpersonal Processes in the Classroom, waarop Yvonne van den Berg vandaag in Nijmegen promoveerde. Onderdeel van dat onderzoek is een veldexperiment waaruit bleek dat je het pesten kunt verminderen als je pester en slachtoffer in het klaslokaal dichter bij elkaar plaatst. Ze leren elkaar daardoor na verloop van tijd beter kennen, waardoor hun relatie verbetert en het pesten afneemt. Het onderzoek heeft de media gehaald. Hier is het bericht dat de Volkskrant er vanochtend aan wijdde.
Ik vind het prachtig onderzoek. Omdat het ons wijst op het belang van het zoeken naar mogelijke oorzaken van pesten. We schieten nog veel te veel in de instructiereflex als we een sociaal probleem willen oplossen. Mensen doen iets wat ze zouden moeten nalaten en dan willen we dat oplossen door hen er op te wijzen dat het niet goed is wat ze doen. En dus komen er anti-pestprogramma's. Maar als je weet dat pesten een vorm van statuscompetitie is en dat het meer voorkomt bij weinig onderlinge vertrouwdheid, dan ga je, veel beter, iets aan die oorzaak doen.
Door zoals in dit onderzoek pester en slachtoffer dichter bij elkaar in de klas te zetten.
Maar de echte strekking is natuurlijk veel breder. Want die is dat we toch eigenlijk vreemd bezig zijn met onze kinderen naar scholen te sturen waar ze elkaar niet of nauwelijks kennen. Kinderen hebben veel meer een vertrouwde sociale omgeving nodig dan we beseffen. Vandaar dat dit onderzoek ook een ondersteuning is van het pleidooi om iets aan de schoolgrootte te doen. Scholen moeten kleiner en dichter bij huis.
dinsdag 7 april 2015
James Galbraith over wat er echt aan de hand is in Europa - en waarom dat optimistisch stemt
De econoom James K. Galbraith (zoon van John Kenneth Galbraith) is hoogleraar aan de Universiteit van Texas in Austin en auteur van o.a. The Predator State (2008) en The End of Normal: The Great Crisis and the Future of Growth (2014). Ik besteedde op dit blog eerder aandacht aan hem. Zie hier en hier. Dat was naar aanleiding van een lezing die hij, in 2012, hield voor de Duitse vakbeweging, waarin hij uiterst kritisch was over de aanpak door de Europese leiders van de gevolgen van de financiële crisis.
Maar Galbraith is ook al heel lang bevriend met de econoom Yanis Varoufakis, die zoals bekend sinds kort minister van Financiën is van het geplaagde Griekenland. Hij is mede daardoor nauw betrokken bij de beraadslagingen binnen de Griekse regering en maakte van dichtbij mee hoe de Europese functionarissen en politici hebben geprobeerd om de nieuwe, linkse Griekse regering terug in het hok te krijgen van de rampzalig gebleken bezuinigingspolitiek. Zie hier zijn verslag van en zijn visie op wat zich tot nu toe heeft afgespeeld: The Real Thing: An Anti-austerity European Government.
Als je de berichtgeving in de media een beetje volgt, dan kun je niet anders dan heel somber worden van hoe de sekte die in het Europese economische beleid aan de macht is, probeert om een democratisch gekozen regering met afwijkende opvattingen te intimideren en in het gareel van de neo(ordo)-liberale orthodoxie te dwingen.
Maar het valt op dat Galbraith toch neigt tot optimisme. Hij benadrukt waar het echt om gaat, namelijk dat er nu in Griekenland een stabiele regering aan de macht is, die echt werk maakt van het ontmantelen van de corrupte Griekse politieke klasse.
En dat tegen alle weerstand in, ook die van de Griekse media. En tot verbijstering van de Europese machthebbers, die dit eigenlijk zouden moeten toejuichen. Maar die zijn kennelijk gebiologeerd door de vrees dat er vanuit het nietige Griekenland een reëel alternatief groeit voor het heersende economische beleid van bezuinigen en "hervormen". En dat weten we van sekteleden: de bedreiging die daarvan uitgaat, sterkt hen in de leer.
Maar toch is Galbraith optimistisch. En dat ontleent hij niet alleen aan het eenvoudige voldongen feit van die nieuwe, democratisch gekozen Griekse regering, maar ook aan het pragmatisme van iemand waarvoor hij normaliter weinig lof heeft, de Duitse bondskanselier Angela Merkel. Wat hij weet van de ontmoeting tussen Merkel en Tsipras, de Griekse premier, brengt hem kennelijk tot de overtuiging dat de pragmaticus Merkel tot het besluit is gekomen dat een ander beleid nodig is. Veel en veel te laat, maar dat hoort nu eenmaal bij Merkel.
Dat geeft de hoop dat de democratie in Europa inderdaad ook nog echt iets voorstelt. Verandering kan kennelijk toch langs de democratische weg tot stand komen.
Dat, samen met de aanwijzingen dat ook binnen de Europese politieke sekte toch het economische verstand terugkeert, dat geeft vandaag enige reden tot optimisme.
Update. En zie vandaag ook dit pleidooi in Zeitonline voor een Marshall-plan voor de zuidelijke eurozonelanden.
Maar Galbraith is ook al heel lang bevriend met de econoom Yanis Varoufakis, die zoals bekend sinds kort minister van Financiën is van het geplaagde Griekenland. Hij is mede daardoor nauw betrokken bij de beraadslagingen binnen de Griekse regering en maakte van dichtbij mee hoe de Europese functionarissen en politici hebben geprobeerd om de nieuwe, linkse Griekse regering terug in het hok te krijgen van de rampzalig gebleken bezuinigingspolitiek. Zie hier zijn verslag van en zijn visie op wat zich tot nu toe heeft afgespeeld: The Real Thing: An Anti-austerity European Government.
Als je de berichtgeving in de media een beetje volgt, dan kun je niet anders dan heel somber worden van hoe de sekte die in het Europese economische beleid aan de macht is, probeert om een democratisch gekozen regering met afwijkende opvattingen te intimideren en in het gareel van de neo(ordo)-liberale orthodoxie te dwingen.
Maar het valt op dat Galbraith toch neigt tot optimisme. Hij benadrukt waar het echt om gaat, namelijk dat er nu in Griekenland een stabiele regering aan de macht is, die echt werk maakt van het ontmantelen van de corrupte Griekse politieke klasse.
En dat tegen alle weerstand in, ook die van de Griekse media. En tot verbijstering van de Europese machthebbers, die dit eigenlijk zouden moeten toejuichen. Maar die zijn kennelijk gebiologeerd door de vrees dat er vanuit het nietige Griekenland een reëel alternatief groeit voor het heersende economische beleid van bezuinigen en "hervormen". En dat weten we van sekteleden: de bedreiging die daarvan uitgaat, sterkt hen in de leer.
Maar toch is Galbraith optimistisch. En dat ontleent hij niet alleen aan het eenvoudige voldongen feit van die nieuwe, democratisch gekozen Griekse regering, maar ook aan het pragmatisme van iemand waarvoor hij normaliter weinig lof heeft, de Duitse bondskanselier Angela Merkel. Wat hij weet van de ontmoeting tussen Merkel en Tsipras, de Griekse premier, brengt hem kennelijk tot de overtuiging dat de pragmaticus Merkel tot het besluit is gekomen dat een ander beleid nodig is. Veel en veel te laat, maar dat hoort nu eenmaal bij Merkel.
Dat geeft de hoop dat de democratie in Europa inderdaad ook nog echt iets voorstelt. Verandering kan kennelijk toch langs de democratische weg tot stand komen.
Dat, samen met de aanwijzingen dat ook binnen de Europese politieke sekte toch het economische verstand terugkeert, dat geeft vandaag enige reden tot optimisme.
Update. En zie vandaag ook dit pleidooi in Zeitonline voor een Marshall-plan voor de zuidelijke eurozonelanden.
donderdag 2 april 2015
Naast competitie is er ook samenwerking, zorg en solidariteit - Doreen Massey
In vervolg op Het misverstand dat in "de economie" alles draait om concurrentie en De markt, dat is competitie, maar vooral ook samenwerking en vertrouwen vandaag een link naar het mooie betoog van Doreen Massey op de website van de London School of Economics and Political Science. Zie onderaan dit bericht.
Doreen Massey roept op om ons te verzetten tegen de overheersende vanzelfsprekendheden in het huidige denken over mensbeeld, markt en overheid. Twee citaten:
We need to challenge the hegemonic ‘common sense’ of market relations, of competitive individualism, of private gain, the denigration of ‘the public’, and much else besides | British Politics and Policy at LSE:
'via Blog this'
Doreen Massey roept op om ons te verzetten tegen de overheersende vanzelfsprekendheden in het huidige denken over mensbeeld, markt en overheid. Twee citaten:
One of the things that most frustrates me about the current moment is that while there has been a catastrophic crisis of the dominant, neoliberal economic model, in general public political debate there has been no serious challenge to the political and ideological consensus that supports that model. A whole raft of assumptions, running so deep we forget even that they are assumptions, remains stubbornly in place.
We are not all just competitive individuals – there is also cooperation, care, solidarity. Without them, the economy, let alone society, could not flourish, and with them our lives are fuller and more nourishing. We also need a clear defence of the public sector not only in terms of the jobs and services that it provides (though they are clearly important) but because of the necessity for a public realm, a sense of ‘the public’ as being part of what helps to build a good society.Bij gebrek aan tijd vandaag alleen maar mijn oproep om de link te volgen en vijf minuten te nemen om de rest ook te lezen. Ik denk dat we in de nabije toekomst zulke betogen veel meer zullen tegenkomen. En dat is nodig ook, want eenmaal ingeslepen denkgewoontes zijn taai en de sociale kringen waarin ze rondgaan, sluiten zich als sektes af van andere ideeën (In het Europese economische beleid is nog steeds een sekte aan de macht).
We need to challenge the hegemonic ‘common sense’ of market relations, of competitive individualism, of private gain, the denigration of ‘the public’, and much else besides | British Politics and Policy at LSE:
'via Blog this'
Abonneren op:
Posts (Atom)