dinsdag 5 januari 2016

Over ontevredenheid met de politiek en de steun voor de verzorgingsstaat - leven we in een pre-revolutionaire toestand?

Er zijn van die statistieken die weinig veranderen en misschien daardoor nauwelijks aandacht krijgen. Zo is er een stabiel patroon in de tevredenheidsstatistieken. We zijn behoorlijk tevreden met ons eigen leven. In een rapportcijfer uitgedrukt, geven we ons eigen leven gemiddeld een 7,6 of daaromtrent. (Cijfers ontleend aan Burgerperspectieven 2015 | 4.) En door de jaren heen zie je daarin nauwelijks verandering.

Maar net zo stabiel is het gegeven dat we behoorlijk minder tevreden zijn met de toestand van het land. In 2014/'15 gaven we een 6,2 aan de huidige staat van het onderwijs, een 6,0 aan die van de gezondheidszorg en aan de manier waarop de democratie werkt, een 5,3 aan de huidige toestand van de economie en een 5,1 aan de manier waarop de Nederlandse regering haar werk doet.

Die tevredenheidskloof is soms aanleiding om die ontevredenheid met de toestand van het land wat te relativeren. Iedereen is immers behoorlijk tevreden, dus waar zeuren we over? Die ontevredenheid zal wel aan de negatieve berichtgeving liggen.

Maar kijk dan ook even naar de rapportcijfers voor het vertrouwen in parlement (5,2), politici (4,9) en politieke partijen (4,8).  Ook die zijn door de jaren heen behoorlijk stabiel. Die ontevredenheid en dat lage vertrouwen zullen wel met elkaar te maken hebben. Als je er met wat afstand naar kijkt, dan moet je wel onder ogen zien dat enige verontrusting op zijn plaats is. Kan zo een opvallende ontevredenheid met politiek en democratie lang blijven voortbestaan? Anders gezegd, hebben we hier eigenlijk niet met een pre-revolutionaire toestand te maken. Ik weet het, dat klinkt overdreven, maar dat komt misschien wel doordat deze cijfers zo weinig aandacht krijgen.

Uit de sociaalwetenschappelijke literatuur kennen we de hypothese van James C. Davies dat revoluties vooral uitbreken als door voorafgaande verbetering van omstandigheden aangewakkerde verwachtingen gefrustreerd worden door plotselinge achteruitgang. Zie de figuur, overgenomen uit The J-curve – James C. Davies’ Theory of Revolutions.

Nu zijn er veel revoluties geweest die niet op deze wijze verklaard kunnen worden. Andersom: het verloop van de hoge economische groei tot aan de crisis van 2008-2010 en de daarop volgende stagnatie lijkt wel erg sterk op wat in de figuur is afgebeeld. Misschien toch pre-revolutionair?

Maar wat zijn dan die verwachtingen die gefrustreerd zijn? Die liggen misschien niet in de eerste plaats op het vlak van de individuele omstandigheden. Als je afgaat op die stabiele tevredenheid met het eigen leven. Wat dan wel, vraag je je af.

Welnu, daar krijg je zicht op als je kijkt naar de door de bevolking gewenste veranderingen in uitgaven aan politieke doeleinden. Als je mensen vraagt aan welke doeleinden meer (of minder) geld zou moeten worden uitgegeven, dan staan er van 17 doeleinden vier met afstand bovenaan. Dat zijn "vergroten van de werkgelegenheid", "verbeteren van de gezondheidszorg", "bestrijden van armoede in Nederland" en "verbeteren van het onderwijs", met een nettosteun voor stijging van uitgaven van respectievelijk 75, 75, 70 en 68 procent.

En wat je dan natuurlijk meteen opvalt is dat het hier gaat om de verzorgingsstaat. Jawel, de verzorgingsstaat. Als er in Nederland een revolutie uitbreekt, liever natuurlijk via de weg van de verkiezingen, dan lijkt dat er een te worden die voortkomt uit gefrustreerde verwachtingen omtrent de voorzieningen van de verzorgingsstaat. Wij willen met zijn allen dat iedereen die wil werken werk moet kunnen vinden, dat de gezondheidszorg goed en voor iedereen toegankelijk is, dat niemand in armoede hoeft te leven en dat onze kinderen het beste onderwijs krijgen dat er is.

En het is duidelijk dat we vinden dat de politiek niet levert.

Zie voor die kloof met de politiek ook: Zijn de kiezers linkser dan de politici?

Al mijn volgers en abonnees een gelukkig en gezond 2016 toegewenst!

Geen opmerkingen: