Hoe komt het dat in veel landen de werkloosheid sinds de jaren na de Grote Financiële Crisis flink gedaald is en dat toch de lonen niet of nauwelijks zijn gestegen? (En dat daarmee samenhangend de inflatie maar niet echt wil toenemen?) Je zou immers verwachten dat dalende werkloosheid leidt tot een grotere krapte op de arbeidsmarkt, die maakt dat werkgevers hogere lonen moeten aanbieden om werknemers aan te kunnen trekken.
Dat de lonen toch stagneren, zou eraan kunnen liggen dat die werkloosheid minder gedaald is dan uit het meestal gehanteerde werkloosheidscijfer (wel of geen betaald werk hebben) naar voren komt. Want dat cijfer houdt geen rekening met de verborgen werkloosheid, die eruit bestaat dat er mensen zijn die in deeltijd werken en graag meer uren zouden willen werken. Dat kunnen werkende armen zijn die graag uit hun armoede zouden willen ontsnappen. In de Engelstalige literatuur wordt die verborgen werkloosheid aangeduid met underemployment.
Vandaag vraagt Norbert Häring daar aandacht voor: Wie unfreiwillige Teilzeitarbeit die Reservearmee der Arbeitslosen ersetzt.
Daarin verwijst hij naar het NBER-paper Underemployment in the US and Europe, dat al een jaar geleden verscheen, maar nu als artikel uitkomt in de Industrial and Labor Relations Review. David N.F. Bell en David G. Blanchflower laten daarin voor de Verenigde Staten, Groot-Brittannië en veel van 25 andere Europese landen zien dat weliswaar de werkloosheid is teruggekeerd op het niveau van voor de crisis, maar dat zulks niet geldt voor de verborgen werkloosheid.
En bovendien blijkt dat een verklaring te zijn voor die achterblijvende loongroei. Want als je met die verborgen werkloosheid rekening houdt, dan is die achterblijvende loongroei precies wat je zou verwachten.
Het valt anders gezegd nogal mee, of eigenlijk tegen, met die krapte op de arbeidsmarkt. De echte werkloosheid, dat wil zeggen de niet-gerealiseerde vraag naar uren arbeid, is veel hoger dan uit het eenvoudige werkloosheidscijfer blijkt. Vooral in landen waarvan gezegd wordt dat "het nu beter gaat", zoals in Italië, Spanje, Portugal en Ierland, is dat het geval. Zo veel beter gaat het dus helemaal niet.
We kennen dus nog in hoge mate het verschijnsel van het industriële reserveleger, zoals Karl Marx dat beschreef in zijn Das Kapital (1867).
Of we kennen het weer, want het na-oorlogse sociaaleconomische beleid was tot in de jaren 70 immers nog gericht op de doelstelling van de volledige werkgelegenheid. Een beleid waarmee dat vernederende en inhumane reserveleger voorgoed tot de geschiedenis zou gaan behoren. Zie nog eens het bericht van begin vorig jaar: De verschuiving van full employment naar full employability loopt tegen zijn grenzen aan - Over de taaleis, de sollicitatieplicht en de tegenprestatie.
Update. Ook voor Nederland geldt dat de verborgen werkloosheid een verklaring vormt voor de achterblijvende loongroei. Zie De Nederlandse loon-Phillips-curve opnieuw bekeken.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten